Cristi Vasilescu

““Je hebt succes op het moment dat je iemands leven kunt veranderen, dat dacht ik op dat moment. Mijn idee over wat succes is, is niet veranderd. In principe houd ik er nog steeds van om andere mensen te helpen.””
De wensen en problemen om hem heen staan hoog op de prioriteitenlijst van Cristi Vasilescu. Hij is een gepassioneerde activist en artiest, met een enorme aversie tegen onrechtvaardigheid. In Roemenië studeerde hij af aan de Academie voor Economische Studies in Boekarest, kort daarna werd zijn volle aandacht getrokken door het gedepriveerde deel van de samenleving. In Amsterdam volgde hij bij de Hogeschool van Amsterdam een studie aan de ‘Social Assistance Faculty’. Daarnaast werkt hij al tien jaar voor de Regenboog Groep. Zijn activiteiten richten zich op daklozen en in het bijzonder van Roemeense origine.

Wat heeft jou in Nederland gebracht?

Ik ben om meerdere redenen in Nederland gekomen. Eén van de redenen was dat ik op dat moment smoorverliefd was. Ik ben dus vanwege de liefde in Nederland gekomen. Mijn Nederlandse vriendin van toen had ik ontmoet bij een vrijwilligersproject in Wales. We gingen een relatie aan. Eerst op afstand, daarna kwam zij voor een paar maanden naar Roemenië. We hebben ongeveer tweeënhalve maand gekeken hoe het is om samen te wonen en daarnaast om te kijken of we samen in Roemenië zouden gaan wonen.

Het ging niet echt goed. We hadden allerlei aanvaringen en op een gegeven moment kwamen we erachter dat het te maken had met de situatie in Roemenië. Op dat moment werkte ik, ik had een voltijd baan in Roemenië, en zij had een project gevonden waar ze vrijwilligerswerk kon doen, maar veel was dat niet. De taal was als vanzelf een probleem. In 2006-2007 was het behoorlijk lastig om je in het Engels in Roemenië te redden, om werk te vinden of wat vrijwilligerswerk te doen. We hadden toen besloten dat zij naar Nederland terug zou gaan en ik haar later zou volgen. Ik zegde mijn baan op en zei oké, ik kom en laten we kijken hoe het gaat. Wat ik toen voor werk deed, vond ik sowieso niet echt leuk: het was iets met marketing, iets economisch. Ik voelde me meer tot vrijwilligerswerk of sociaal werk aangetrokken. Dat was de tweede reden waarom ik Nederland had uitgekozen. Ik had in Roemenië een paar sollicitatiegesprekken gehad, ik had het bij verschillende organisaties geprobeerd en ik kwam erachter dat het financieel gezien onmogelijk zou zijn om bij een organisatie sociaal werk te doen en een normaal leven te kunnen hebben. Nogmaals, dat was op dat moment, want ik weet dat er nu dingen veranderd zijn, geen grote veranderingen, maar het is wel iets beter geworden.

 

Hoe was de start in Nederland?

Ik heb moeilijke en makkelijke dingen meegemaakt. De makkelijke dingen waren dat ik me vrij makkelijk aangepast heb. Ik heb in een woongroep gewoond, in een gebouw dat in de jaren tachtig door zo’n twintig mensen bezet was en daarna hebben ze een recht gekregen om daar te wonen, ze hadden verschillende contracten met de gemeente gesloten. De groep was als vanzelf niet hetzelfde gebleven sinds de jaren tachtig, er zijn nieuwe mensen bijgekomen en anderen zijn vertrokken. Het was een groep met sociale ideeën, links georiënteerd. Met een soort unieke Amsterdamse cultuur. Voor mij was het op dat moment iets typisch Amsterdams. In die ‘anarchistische’ groep heb ik vrij snel mijn plekje gevonden. Het was een internationale groep met mensen uit de hele wereld. Ik heb daar een vriendengroep gemaakt, mijn vriendin had een andere vriendengroep, en zo leer je mensen kennen. De overgang vond ik makkelijk. Ik voelde me vanaf het eerste moment thuis in Amsterdam. Als ik nu terug zou gaan naar Boekarest, zou ik me niet net zo thuis voelen. Je voelt je niet meer zo verbonden. Ik heb natuurlijk nog wel hele goede vrienden, van vroeger, maar onze interesses zijn uit elkaar gaan lopen en dat voel je wel.

 

Waarom voel je je thuis in Amsterdam?

Dat is moeilijk uit te leggen. Ik weet het niet. Het is gewoon een gevoel. De cultuur, het fietsen, de manier waarop mensen hun leven organiseren, zowel persoonlijk als wat betreft werk. Het vreemdste aan de manier waarop mensen hun persoonlijk leven organiseren is het feit dat Nederlanders afspraken maken die ze weken van te voren inplannen. Dat was de grootste culturele schok. De schok van de agenda! Ik vond het heel vreemd, maar ik heb me min of meer aangepast. Ik heb het overgenomen en me ernaar geschikt.

 

Wat was moeilijk?

De administratieve kant was moeilijk. In 2007 was Roemenië als lid van de Europese Unie, dus ik was hier volledig legaal, maar  ik kon niet werken. Roemenen en Bulgaren hadden nog geen vrij recht om te werken. En dat was erg moeilijk. In het begin was ik mijn eigen zaak begonnen. Ik kan niet zeggen dat het echt goed liep, maar het leverde iets op en gaf mij een reden om hier te zijn, in ieder geval op papier. Het was de enige manier om in het werkveld te komen. In Wales werkte ik in de vrijwilligersbranche, met een vorm van sociaal theater. Dat heb ik hier ook geprobeerd en dat ging op zich wel. Ik heb een paar projecten gehad met Nederlandse vakbonden. Ze hadden een nieuwe groep van migrant domestic workers – mensen die in de huishoudbranche werkten, ze deden de schoonmaak in huizen, maar ze hadden geen legale basis. Mensen uit de Filippijnen en Brazilië, uit Roemenië op dat moment minder. De vakbonden probeerden om een werkgroep te vormen die de belangen van deze personen vertegenwoordigde, een soort lobby. Die theatervorm was een werkvorm om te kijken wat de problemen zijn en ze aan de oppervlakte brengen.

Ik vond het enorm interessant dat een vakbond zich met de belangen van mensen bezighoudt die noch burgers van dit land zijn, noch leden van de vakbond en ook niet betalen.

 

Heb je kritiek op de samenleving waarin je leeft?

Zeker! Ik zie een enorme verandering in hun houding ten opzichte van buitenlanders, een negatieve verandering. En dat vanuit het perspectief van iemand die in Amsterdam woont, een stad waar 55% buitenlander is, mensen die Engels spreken of basis Nederlands. Zelfs hier voel je de verandering. Jammer! Zeker in de wereld van vandaag, die steeds opener is, steeds mobieler. Dat is de kritiek die ik heb. Ik kan niet begrijpen hoe een land, dat altijd open is geweest richting de buitenwereld, niet richting Duitsland of Frankrijk, maar naar Zuid-Afrika, Australië, Nieuw-Zeeland, met mensen die steeds onderweg zijn, zich opeens afsluit. Ik denk dat het tijdelijk is, maar de veranderingen kunnen ook later nog effect hebben. Bij Oscar op school zijn bijna alle kinderen tweetalig, van één Nederlandse ouder of zelfs met twee buitenlandse ouders. Ik kan me niet voorstellen dat deze generatie over twintig jaar gesloten zal zijn ten opzichte van buitenlanders, maar ik kan nog niet zeggen hoe sterk de effecten zullen zijn.

 

Hoe kijk je naar al de jaren die voorbij gegaan zijn sinds je gekomen bent?

Ja, ik voel me goed! In de eerste plaats denk ik dat ik geluk heb gehad. Op ieder cruciaal moment dook er een mogelijkheid op. In 2009 werkte ik bij dezelfde organisatie met een zes maanden contract. Deels vrijwillig, deels betaald. Het was zo een mix. Ik ben in 2009 aangekomen en toen heb ik via de IND (Immigratie en Naturalisatie Dienst) een verblijfsvergunning aangevraagd op grond van verschillende redenen: relatie, werk en het eigen bedrijf. Ik kreeg geen antwoord. Ik kocht een retour ticket naar Roemenië, maar met het ticket voor de terugweg na twee maanden, om te kijken wat er in die twee maanden zou gebeuren. Twee dagen voor mijn vertrek kwam het bevestigende antwoord dat ik een verblijfsvergunning had gekregen, met het recht om te werken. Dat was daarna geen enkel probleem meer. Dat is een voorbeeld van een kritiek moment waarbij ik geluk heb gehad. In Roemenië zeggen we dat je geluk zelf maakt. Ik ga nu niet bescheiden zijn, ik heb al het mogelijke gedaan.

Ik heb een studie gevolgd, hier aan de universiteit in Amsterdam, op het gebied van sociale dienstverlening. Ik heb  de studie afgemaakt, een diploma gekregen en ik werk nog steeds voor dezelfde organisatie. In de tussentijd is de oude relatie uiteen gevallen, ik heb nu een nieuwe levenspartner. We hebben samen twee kinderen.

Dus als ik terugkijk, heb ik hier mijn leven opgebouwd. Hier is mijn leven, hier is mijn stad, hier voel ik me thuis.

 

 

Wat betekende succes voor jou voordat je uit Roemenië vertrok en wat betekent het nu voor je?

Mijn idee over succes is wel veranderd. Toen ik de middelbare school afmaakte, had ik niet echt een idee over wat ik wilde doen, precies daarom heb ik voor economie gekozen. Ik dacht dat ik met een studie economie een baan zou vinden die meer dan voldoende financiële voordelen zou opleveren. Op een zeker moment is dat idee veranderd. In het tweede jaar van de universiteit begon ik met bepaalde projecten en zag ik een ander gezicht van deze wereld, een minder bekend gezicht. Ik zag mensen met verschillende problemen: emotioneel, psychosociaal. Ik had succes als ik iets in het leven kon veranderen van een individu uit die grote sociale deken van zes, zeven miljard mensen. Ik ben opgegroeid in de zone Bucur-Obor, in Boekarest. In mijn kring waren alleen mensen die zich in een goede situatie bevonden, wat betreft familie en ook materieel gezien. Opeens begon ik anders te denken over mijn carrière en over wat ik in het leven kan doen. Je hebt succes op het moment dat je iets in het leven van iemand kan veranderen: dat dacht ik op dat moment. Nu lijkt het me een beetje naïef. Na bijna tien jaar in het sociaal domein verfijnd dat zich enigszins. Maar mijn idee van succes is niet veranderd. Ik houd er nog steeds van om mensen te helpen.

Succes heeft ook te maken met familie. Succes is als mijn zoon en dochter succesvol zijn, dat ze in een situatie zijn die goed genoeg is om hun dromen te kunnen volgen. Succes heeft te maken met de relatie die ik heb met mijn partner. Ik hoop dat onze relatie goed blijft, met alle bijbehorende obstakels.

Voel je je onderdeel van de Roemeense gemeenschap in Nederland?
Nee. Ik voel me er geen onderdeel van, ik ken geen gemeenschap in Amsterdam, ik zie niet dat er een gemeenschap bestaat, ik heb me er ook niet voor geïnteresseerd of zo’n gemeenschap wel of niet bestaat. Ik heb een paar Roemeense vrienden, maar het is geen gemeenschap. We hebben gezamenlijke Nederlandse vrienden. Aan de andere kant heb ik het ook niet gemist. Ik heb de behoefte niet gevoeld. En ik voel die behoefte ook nu niet.

Welke tips zou je hebben voor diegenen die nu naar Nederland zouden willen komen?

Ik zal tips geven vanuit het perspectief van mijn werk. Ik werk veel met Roemenen die zich in een moeilijke situatie bevinden in Amsterdam of in Nederland: ze hebben geen woning, geen ziektekostenverzekering, ze hebben geen kennissengroep die hen wegwijs zou kunnen maken. Daar is behoefte aan. Als iemand hier wil komen, laat hem dan zeker zijn van zijn inkomsten, een arbeidscontract hebben en een legaal onderkomen. Als dat geregeld is, is de volgende stap een ziektekostenverzekering. Zoals ik al zei, was dat moeilijk voor mij, het administratieve deel. Het is een samenleving waarin geld belangrijk is. Het gebeurt vaak dat mensen hier op grond van een belofte van iemand komen. Dat systeem werkt bijna nooit.

 

 

Interview door Claudia Marcu en Alexandru Iosup

vertaling door Daniël Schenkeveld

Portret foto: Cristian Călin –  www.cristiancalin.video

 

Facebook
Google+
Twitter
LinkedIn