Mihai Scarlat

““Ik nam ze mee naar Roemenië om het landschap te bewonderen en de gastvrijheid te ervaren, zodat ze weten hoe Roemenen in Roemenië zijn. En nu is het alsof we familie zijn. Iedere keer als ik naar Roemenië ga word ik door op z’n minst tien van hen vergezeld … muziek uit alle regio’s, van orkesten, fanfares, kinderensembles, dansen en festivals…. Ik heb ze geheel ‘geroemeniseerd’. “”
  Hij was vijf jaar toen hij van zijn vader zijn eerste muzieklessen kreeg, die de trompet speelde in de Roemeense Spoorweg Fanfare. Van oom Constantine leerde hij viool spelen, van oom Gica trombone, tuba en saxofoon en oom Mihalache onderwees hem hoe gitaar te spelen. Hij studeerde af aan de Muziekschool in Boekarest ( vandaag Diny Lapatti) waar hij contrabas studeerde. Hij maakte deel uit van verschillende orkesten in Roemenië zoals de beroemde Ciocârlia en het ‘Benone Damian’ Orkest. In 1989 emigreerde hij naar Nederland en ook daar werkte hij met verschillende orkesten, waaronder het Balletorkest Holland Symfonia. Hij geeft inmiddels les aan het Conservatorium in Den Haag en heeft ook leerlingen op verschillende muziekscholen in Haarlem en Hilversum. Zijn lievelingsproject is het ‘Mihai Scarlat Ensemble’, waarin een groep Nederlandse muzikanten Roemeense volksmuziek spelen.  

Hoe bent u in Nederland terechtgekomen?

Het was niet per se mijn bedoeling om in Nederland terecht te komen, maar wel ergens waar er meer aandacht voor mij zou zijn als muziekdocent, waar ik les kon geven op een school met geïnteresseerde leerlingen en waar ik mijn vak van contrabasspeler zou kunnen uitoefenen. In Roemenië werd er voor 1989 niet echt veel waarde gehecht aan topinstrumentalisten. In die tijd ging het er in de eerste plaats om dat je partijlid was en dat je luistervink en verklikker voor de Securitate speelde, je werd voortdurend gecontroleerd en in de gaten gehouden. Ik kon dat systeem niet langer verdragen, daarom heb ik Roemenië verlaten, maar zonder speciaal Nederland in gedachten te hebben. Ik wilde naar een West-Europees land. Ik ben toevallig in Nederland beland omdat er hier een folkloristisch festival was dat werd georganiseerd door een in die tijd welbekende zangeres, Thérèse Steinmetz. Thérèse had in 1970 het Gouden Hert gewonnen. Toen heb ik haar ook op de televisie gezien (ik was toentertijd 13 jaar oud) en ik hield erg van haar manier van zingen, begeleid door het Orkest van de Radio onder leiding van maestro Sile Dinicu. Ik kan me nog herinneren dat toen ze werd geïnterviewd nadat ze de hoofdprijs had gewonnen, haar onder andere werd gevraagd “wat vond u het fijnste in Roemenië”. En haar antwoord luidde: “In de eerste plaats houd ik heel erg van het eten, vervolgens van de gastvrijheid enlast but not least houd ik van de Roemeense volksmuziek. Ik zing allerlei muziekgenres, maar ik ben enorm gecharmeerd van Roemeense muziek.” Toen vertelde ze dat ze van plan was in Nederland een volksmuziekfestival te organiseren. Naar aanleiding van dit interview zei ik bij mezelf “tjonge, wat zou ik graag aan een dergelijk festival deelnemen!” De jaren verstreken, ik heb in Boekarest mijn muziekopleiding gedaan, ik werd aangenomen bij het Ensemble Ciocârlia, ik werkte bij de radio, bij de opera, bij de operette. In 1979 speelde ik in het orkest van de heer Benone Damian, een groot violist, een groot orkestleider, een uitmuntende muziekdocent.

Toen Benone Damian mij opnam in zijn orkest en me vertelde dat we naar een festival in Nederland gingen dat was georganiseerd door Thérèse Steimetz, heb ik een kruis geslagen. Zo zie je maar dat wonderen de wereld nog niet uit zijn, nietwaar? En zo ben ik hier gekomen en heb ik deze dame ontmoet. Ik sprak toen nog geen Nederlands en dus heb ik haar in moeizaam Frans gefeliciteerd met de prijs die ze in Brașov had gewonnen en heb ik haar mijn verhaal verteld, wat ze heel interessant vond. Sindsdien zijn we bevriend gebleven. Thérèse is inmiddels de tachtig gepasseerd en ze zingt nog altijd met ons, met het EnsembleMihai Scarlat.

We hebben toen opgetreden [in 1979-1980] in Scheveningen in het kader van het festival “Nacht van de Balkans”, waarvoor twintig orkesten waren uitgenodigd. We kregen veel waardering en hebben de eerste prijs gewonnen. We kregen zoveel werk aangeboden in Nederland, dat we tot aan 1989 ieder jaar contracten afsloten om hier te komen optreden. We waren met z’n vijven, degenen die tien jaar lang zeer intensieve muzikale activiteiten hebben ontplooid in heel Nederland. Dan heb ik het over Nicolae Pârvu, Vasile Luca, Nelu Fieraru, Nicolae Turcitu en mijzelf.

Enkele maanden voor de Roemeense revolutie, 1989, hebben we besloten om definitief in Nederland te blijven.

 

Hoe is dat begin geweest?

Het was heel erg moeilijk. Ik verkeerde in een staat van verwarring. In de loop van die tien jaar waren we altijd heel goed ontvangen in Nederland, maar men wist dat we iedere keer weer teruggingen naar Roemenië. Nadat we hier waren gebleven, werd de situatie wel wat anders. Maar ik heb ook geluk gehad. Op de muziekschool waar ik nu nog lesgeef, had ik een geweldig aardige directeur. Hoewel ik mijn studie niet had afgerond, bood hij mij een baan als docent aan, onder voorwaarde dat ik mijn studie hier in Nederland zou afronden. Zo heb ik kunnen blijven, me kunnen ontwikkelen. Ik heb in de loop van de tijd heel veel leerlingen gehad en met veel van hen onderhoud ik nog altijd goede betrekkingen.

Zeker speelde aanvankelijk de taal een rol, het Nederlands is erg moeilijk, maar ik heb de taal geleerd. Daarbij heb ik veel hulp gekregen van mijn vrouw, Roemeens sprak ik eigenlijk alleen nog met de collega’s samen met wie ik in Nederland was achtergebleven. Er is een periode geweest waarin we heel goed zijn blijven samenwerken, maar op een gegeven moment nam de belangstelling voor de Roemeense muziek wat af. Het is net als met de mode, er komen andere trends. Toen heb ik me meer op de klassieke muziek moeten richten.

 

Heeft u een cultuurschok gehad?

De Nederlandse mentaliteit is heel anders dan de onze. Bij ons maken muziek en dans deel uit van de dagelijkse sfeer, van onze opvoeding en traditie. Het was wel even schrikken voor mij toen ik werd uitgenodigd op het verjaardagsfeest van een stel goede vrienden. Natuurlijk had ik me voorbereid, vooral omdat de man zelf ook musicus was, dus had ik mijn instrument meegenomen – en het is niet eenvoudig op pad te gaan met de contrabas onder je arm. Ik was gewend aan Roemeense feesten en toen ik daar aankwam, kregen we een punt taart met koffie of thee en toen merkte ik dat iedereen daar twee aan twee met elkaar begon te praten over politiek, over godsdienst, over het weer… en daarna namen ze afscheid en vertrokken ze… en met andere gasten ging het net zo… het duurde een paar uurtjes… de jarige dankte de gasten en dan ging iedereen weer naar huis. Op mij kwam het over als een bijeenkomst van de adventistenkerk. Ik vroeg me af waar de muziek was, waar werd er gedanst, waar de sarmale en de wijn waren…? Misschien is “schok” te veel gezegd, maar het was in ieder geval geen aangename verrassing.

 

Hoe kijkt u terug op al die voorbije jaren?

Ik kijk terug met een zekere nostalgie, met een zekere spijt dat ik niet meer heb gedaan, dan ik niet meer initiatief heb getoond. Ik had graag veel meer gedaan om het culturele niveau van dit volk in zeker opzicht te verhogen, ik bedoel het Nederlandse publiek meer warm te laten lopen voor onze muziek, de muziek uit Oost-Europa. Wanneer ze het woord “folklore” horen, denken veel mensen meteen aan hun eigen plattelandsdansen, die op kinderspel lijken. Als je hen – met moeite – weet te overtuigen een concert van ons [van het Ensemble Mihai Scarlat] te bezoeken, beseffen ze dat de folklore een enorme rijkdom is, een wereld op zich. Hier heb ik gevoelens van spijt, omdat ik niet heb geweten hoe ik onze muziek meer bekendheid moest geven.

 

En toch is het u gelukt een orkest op te zetten met uitsluitend Nederlandse instrumentalisten, die Roemeense muziek spelen. Wanneer is het Ensemble Mihai Scarlat opgericht?

Het orkest is opgericht in 2005, toen ik voelde dat de andere Roemeense orkesten aan het wegzakken waren. Er was een periode dat Andrei en Gregor Șerban hier heel bekend waren, ik heb hen hier leren kennen. Later was er het orkest van maestro Nicolae Pârvu, met wie ik ook heb samengewerkt. En nadat de maestro met pensioen was gegaan, vond ik dat iemand de dingen waartoe zij de aanzet hadden gegeven moest voortzetten. Beetje bij beetje heb ik de nieuwsgierigheid gewekt van de collega’s van het orkest waar ik werkte en uiteindelijk heb ik een orkest kunnen vormen van vijfendertig instrumentalisten, maar ik wil de vijftig halen. Er zitten maar drie Roemenen in (Ion Micu, Vasile Luca en ik), de overigen zijn Nederlanders.

 

Hoe heeft u hen de liefde voor Roemeense muziek bijgebracht?

Ik heb hun van alles verteld over muziek, over folklore, over dans, over klederdracht, over godsdienst, over icoonschilderkunst, over het beschilderen van eieren, over alles wat wij te bieden hebben, totdat ik hen heb overtuigd met mij mee te gaan op bezoek in Roemenië. Het was belangrijk dat ze met eigen ogen zagen dat wat ik hun verteld had waar was. Ik heb ze allereerst meegenomen om de kloosters in Moldavië te bezichtigen. Ik heb fanfares uit de omgeving van Iași (Zece Prăjini, Ciocârlia en andere) opgetrommeld om hen daarnaar te laten luisteren. Daarna zijn we in het zuiden van het land geweest, ik heb ook daar concerten en festiviteiten met volksdansen georganiseerd, met professionele en amateurgezelschappen. Ik heb ontmoetingen met de burgemeesters van dorpen georganiseerd, ik wilde dat ze een Roemeense maaltijd meemaakten, dat onze boerinnen zouden koken zoals dat bij ons gebruikelijk is, met mămăligăsarmale… en zo heb ik hen weten te winnen! Toen ze zoveel rijkdom zagen, hoe de Roemenen niet alleen hun huis maar ook hun hart openen, zijn we vrienden voor het leven gebleven, maar ik denk ook voor het volgende leven.

Inmiddels bezitten ze allemaal Roemeense volkskostuums, sommigen hebben die zelf gekocht, voor andere heb ik ze aangeschaft. En enkelen van hen, zoals Astrid en Marlies, hebben een hele verzameling Roemeense volkskostuum. Iedere keer dat ze met mij in Roemenië zijn geweest, hebben ze klederdracht uit Moldavië, uit Maramureș, uit Walachije gekocht, nu hebben ze kleding uit alle gewesten.

Hoe voelt u zich nu in Nederland?

Nederland is mijn tweede huis, maar ik kan niet zeggen dat ik me hier lekkerder voel dan thuis. In mijn ziel zal Nederland nooit de plaats van Roemenië innemen. Daar heb ik een bescheiden huisje, op het platteland, waar ik me af en toe terugtrek om, emotioneel gezien, mijn batterijen op te laden.

Als Nederland en Roemenië tegen elkaar voetballen en men mij vraagt voor wie ik ben, weet ik niet wat ik moet antwoorden, maar ik weet wel dat ik het erg naar mijn zin heb in Roemenië. Ik voel me prettig wanneer ik daar ben, wanneer de dorpelingen naar me toe komen om hun problemen te vertellen, ’s avonds bij de barbecue, wanneer ik sta te kletsen met de oude mensen, dat zijn allemaal dingen die ik hier erg mis.

Nadat ik mijn batterijen heb opgeladen, ga ik terug naar Nederland, naar mijn werk hier.

Ik ben in Nederland erg gesteld op de punctualiteit, iets wat bij ons ontbreekt. Onlangs is mijn dochter getrouwd, de bruiloft was in Curtea de Argeș. De uitnodiging was voor 19.00 uur in het restaurant. Om 19.00 uur waren er alleen het bruidspaar, de getuigen en ik. De gasten verschenen zo’n twee uur later. En er werd mij verteld dat ditt normaal is… Dit is iets waar ik gewoon niet bij kan.

Wat ik verder nog waardeer bij de Nederlanders is hun eerlijkheid.

 

Wat betekende succes voor u voordat u uit Roemenië wegging en wat betekent het nu?

Succes is iets wat alle kunstenaars nodig hebben. In feite streven we allemaal naar succes. Of je het hebt, hangt heel erg af van bepaalde omstandigheden. Om zeker te zijn van succes, heb je [afgezien van talent] nog andere dingen nodig: in de eerste plaats moet je naast je mensen hebben met wie je kunt communiceren op jouw niveau en waarde, vervolgens de sfeer creëren waarin je je activiteiten kun ontplooien en je boodschap kunt doorgeven aan een publiek dat hem kan begrijpen. Als je erin bent geslaagd deze elementen te combineren, behaal je ook het succes waar je naar streeft. Het is me een paar keer in mijn leven overkomen wanneer ik optrad met mijn orkest of wanneer ik samen met mijn vrouw een recital heb verzorgd. Dan kreeg ik gewoon de rillingen, een soort inwendige elektriciteit, die ik aan het publiek heb weten over te dragen. Het is me gelukt het publiek gelukkig te maken, met andere woorden: mijn boodschap heeft een impact gehad.

 

Is het orkest het belangrijkste wat u heeft bereikt sinds u hier woont?

Het feit dat ik erin ben geslaagd hier deel uit te maken van een symfonieorkest, dat ik muziekles heb kunnen geven, maar ook dat ik vrienden heb gemaakt, dat het me gelukt is een plaats te verwerven in deze strenge samenleving – dat zijn allemaal prestaties. Maar wat me het naast aan het hart staat, is mijn orkest!

Wat is uw positie is ten aanzien van de Roemeense gemeenschap in Nederland?

Ik weet niet wat ik daarop moet antwoorden, want ik weet niet of een dergelijke gemeenschap bestaat. Als die zou bestaan, zou ik me er met het grootste genoegen bij aansluiten. Maar zoiets bestaat niet. Mijn contacten met de ambassade zijn heel zeldzaam of heel pijnlijk. Ik ben dikwijls op grove wijze aan de kant gezet. In de kerk, waar Roemenen elkaar vaak ontmoeten, voel je je van begin af aan niet welkom. De Roemenen hebben vanuit de communistische tijd dit gebrek aan vertrouwen jegens elkaar overgehouden, erg bestaat altijd argwaan. De Roemeense gemeenschap? Waar? Misschien komen er weleens een paar van ons bij elkaar om te praten, maar ik voel niet dat er een hechte gemeenschap bestaat. Dat gevoel heb ik nog niet.

 

Wat voor advies zou u geven aan een Roemeen die nu naar Nederland wil vertrekken?

Ik denk dat we vandaag de dag in moeilijker tijden leven, in vergelijking met de periode toen wij hier zijn gekomen. Wij zijn gekomen als politieke vluchtelingen en er was heel veel aandacht voor ons. En we werden heel snel geaccepteerd, omdat we musici waren en het publiek ons vaak zag. Nu is het veel moeilijker: de grenzen zijn open, er komen nu heel veel mensen uit alle delen van de wereld, niet alleen uit het Oosten, de concurrentie is enorm op ieder gebied. En toch, als ze hier komen, moeten ze geen illusies koesteren, niet denken, zoals sommigen die uit Roemenië komen nog menen, dat alles hun hier toekomt. Dat is naïef. Het enige verschil is dat er hier meer vrijheid is, om te denken, om je uit te drukken, maar ook om iets te ondernemen; als je zeker bent van je zaak en je kent je niveau, dan zul je slagen, maar het kost moeite. Veel meer moeite dan 30 jaar geleden.

 

Interview door Claudia Marcu

Vertaling door Jan Willem Bos

Portret foto: Cristian Călin –  www.cristiancalin.video

fotos – Rob de Roos

Facebook
Google+
Twitter
LinkedIn