Sorinela Ciobîcă

“”Het geeft me de meeste voldoening als een Nederlands kind me bedankt voor de les en me een fijn weekend wenst. En nog iets wat ik fijn vind: soms komen de leerlingen naar me toe en vragen: ‘Heb je zin in de les? Want wij hebben er zin in!’ Dat is heel bijzonder voor Nederlandse kinderen …””
Sorinela Ciobîcă studeerde geschiedenis en culturele antropologie aan de Lucian Blaga Universiteit van Sibiu. Geluk bracht haar in 1998 naar Nederland, waar ze haar studie vervolgde. Na een Master Europese Cultuur aan de Universiteit van Groningen, haalde ze aan Fonys in Tilburg haar tweede graads bevoegdheid als docent en deed ze nog een andere Master om eerste graads bevoegd te worden. Sorinela Ciobîcă is actief in de gemeenschap en met name binnen de Roemeense school in Eindhoven.

Hoe bent u in Nederland gekomen?

Ik ben twintig jaar geleden in Nederland gekomen. Ik had er nooit over gedroomd om uit Roemenië te vertrekken. Ik kom uit Sibiu, een relatief kleine stad. Ik heb ook een tijdje op het platteland gewoond. De liefde heeft mij hierheen gebracht. Nadat ik trouwde, kreeg mijn man een uitnodiging voor een doctoraat in Nederland en hij vroeg mij: ‘Wat doen we, gaan we?’ En ik zei: ‘Laten we gaan’. Zo zijn we hier gekomen. Hij heeft aan de Technische Universiteit Eindhoven gewerkt, hij heeft een doctoraat gedaan in de scheikunde, en ik volgde hem. Dat was in 1998.

Ik was afgestudeerd aan de universiteit en had nog geen werk gevonden. Het was mijn droom om voor het Nationaal Museum voor de Roemeense Boer in Boekarest te werken, maar er waren daar toen geen vacatures en daarom heb ik toen een tijd als assistent journalist gewerkt bij een dubieus blad. Ik had geschiedenis en culturele antropologie gestudeerd in Sibiu en mijn man begon zijn doctoraat in Boekarest, dus volgde ik hem voor de eerste keer naar Boekarest. Ik zou kunnen zeggen dat ik mijn culturele schok heb ervaren in Boekarest en niet in Nederland. Persoonlijk liet ik niets achter, wat mijn carrière betreft. Maar ik heb natuurlijk wel mijn familie, ouders en tweelingzus achtergelaten, zonder dat het trouwens een pijnlijke scheiding was. Ik was erg verliefd en mijn eigen relatie had prioriteit.

 

Hoe was het begin hier?

Moeilijk. Ik heb enkele schokken gehad. Een voorbeeld daarvan zijn de bankpasjes, in Roemenië bestond zoiets toen niet. Toen ik hier aankwam en een rekening opende, gaven ze mij een bankpas. Ik durfde het aan om er geld mee uit de muur te halen. Mijn man zei dat ik hem ook voor de boodschappen kon gebruiken, maar ik was erg onder de indruk van die apparaten.

Maar om serieus te zijn, heb ik veel geluk gehad omdat de doctoraatsstudenten een vriendelijke, grote en internationale gemeenschap vormde. Ik heb toen veel vriendschappen opgebouwd en we waren als een soort groot gezin. We gingen samen naar de bioscoop, picknicken, dagjes weg, we nodigden elkaar uit voor Roemeense, Braziliaanse en zelfs Nederlandse maaltijden. Ik ben ongeveer een jaar in die internationale kring gebleven, waarna ik tegen mezelf zei dat ik contact moest gaan zoeken met Nederland. Zo ben ik begonnen om me heen te kijken om te kijken wat ik kon gaan doen. Maar voordat ik dat wist, was ik zwanger, en dan valt er weinig meer te doen.

Toen Ana, mijn dochter, nog een baby was, hervatte ik mijn zoektocht. Ik vond een masterprogramma Europese cultuur in Groningen en ik zei tegen mezelf dat het zo goed paste bij datgene wat ik in Roemenië had gestudeerd, geschiedenis en culturele antropologie. De afstand tussen Groningen en Eindhoven is flink, maar ik wilde een oplossing vinden. We brachten Ana naar de opvang op de universiteit, mijn man nam haar ’s morgens mee en ik stond om 5 uur op om de eerste trein naar Groningen te nemen. Zo heb ik mijn master gedaan, die anderhalf jaar duurde. Als ik nu terugkijk, lijkt het een moeilijke tijd, maar toen vond ik het normaal wat we deden.

Daarna brak opnieuw een tijd van zoeken aan, want ik wist niet goed meer wat te doen en in welke richting te gaan. Ik ben klaar met mijn master en wat zal ik nu gaan doen? En ik zei tegen mezelf dat ik beslist de Nederlandse taal moest leren. Met Ana achterop de fiets ging ik naar de cursussen. Ik moet zeggen dat ik als Roemeense een grote angst had voor fietsen en ik was bang om met mijn kind te fietsen. Er was een speciale opvang voor buitenlandse kinderen waar ik haar naartoe bracht waarna ik naar de taalcursussen ging. In anderhalf jaar slaagde ik erin om de taal dusdanig te leren dat ik in staat was om het staatsexamen af te leggen. En daarna vroeg ik me opnieuw af wat ik verder zou gaan doen, na zo veel opleidingen. Ik had geschiedenis gestudeerd, antropologie… Toen dacht ik waarom ga ik niet in het onderwijs werken, vooral omdat ik op de universiteit ook een pedagogische module had moeten volgen.

In Roemenië had mijn begeleidende professor tegen mij gezegd dat ik pedagogisch talent had, ook al dacht ik aan museumwerk, zoals ik eerder al zei. Ik dacht aan wat die professor had gezegd en ik dacht misschien heeft hij gelijk en zou het goed zijn om in het onderwijs proberen te werken. Roemenië was toen geen lid van de Europese Unie dus ik kon mijn diploma hier niet laten gelijkstellen en hier automatisch docent worden. Men raadde mij toen aan om naar de Fontys Hogeschool te gaan, waar ik enkele aanvullende cursussen heb gevolgd. Ik moest enkele examens afleggen, waaronder een taaltoets voor docenten die ik tot mijn schande vier keer heb moeten maken. Maar aan de andere kant zakten mijn medestudenten net als ik ook voor het examen, dus zij deden het ook niet best. Ik had tenminste nog een excuus.

Ik behaalde mijn tweedegraads diploma als lerares geschiedenis en ik wilde verder om ook het eerstegraads diploma te halen, ook al is dat niet de gewoonte heir. Ik begon brieven te sturen naar verschillende scholen, ik leerde meer mensen uit het systeem kennen en door te slagen voor een sollicitatieprocedure kreeg ik een baan als docente aan een school in Veldhoven, naast Eindhoven, waar ik nu nog steeds lerares geschiedenis en levensbeschouwing ben, een combinatie van culturele antropologie, filosofie, religie en cultuur. Opnieuw een ideale combinatie voor mij. Ik voel me heel goed hier, ik heb erg fijne collega’s, goede professionals en goede en minder goede leerlingen, zoals overal.

 

Hoe is het om in het Nederlandse onderwijssysteem les te geven?

Nederlandse leerlingen staan bekend als brutaal. Ze zijn heel kritisch en heel open. Als hen iets niet bevalt, zeggen ze het direct tegen de leraar. ‘Het is saai, ik vind het niet leuk’. Mijn vak is geen examenvak en de houding van de leerlingen ten opzichte van zulke vakken is meer ontspannen, ze hebben niet altijd zin of het interesseert ze niet en met die houding heb ik te kampen.

En verder is mijn accent ook hoorbaar als ik Nederlands spreek. Ik krijg soms ook kritiek van ze: ‘Mevrouw, waar is het werkwoord’? Normaal gesproken vertel ik de leerlingen aan het begin van het jaar gelijk dat ik niet in Nederland geboren ben, dat ik de taal op latere leeftijd geleerd heb en dat het voor hen mogelijk vreemd klinkt. Ik werk nu bijna tien jaar op deze school en het is me niet vaak overkomen dat de leerlingen niet begrepen wat ik zei. Ze schrikken alleen in de eerste les, als ik hen vertel wie ik ben, waar ik vandaan kom en waarom ik de taal niet perfect spreek. In het begin waren de reacties heftiger, maar nu kent iedereen mij op school, ze hebben broers en zussen aan wie ik al lesgegeven heb en ik merk dat ze niet meer zo heftig reageren. Nu weten ze dat ik geen boeman ben en ze niet opeet.

Het geeft me de meeste voldoening als een Nederlands kind me bedankt voor de les en me een fijn weekend wenst. En nog iets wat ik fijn vind: soms komen de leerlingen naar me toe en vragen: ‘Heb je zin in de les? Want wij hebben er zin in!’ Dat is heel bijzonder voor Nederlandse kinderen, want die hebben normaal gesproken nergens zin in. Ze zijn pubers die niks cool vinden. Het is een wonder als ze tegen je zeggen dat ze zin hebben in de les.

 

 

Hoe kijkt u aan tegen al deze jaren?

Nu vraag ik me soms af hoe ik alles heb kunnen doen, waar ik de energie vandaan heb gehaald. Toen leek het me normaal. Ik voel me hier thuis, hier ben ik volwassen geworden, hier ben ik op professioneel gebied geworden wie ik ben. Wellicht had ik dezelfde kansen gehad in Roemenië, maar het is in Nederland allemaal zo gelopen.

 

Wat bevalt u aan de maatschappij waarin u leeft?

Wat ik fijn vind, irriteert me tegelijkertijd: het feit dat ze heel direct zijn. Ik vind het fijn dat ze me in het gezicht zeggen: ‘Zo gaat dat niet’, maar ik irriteer me er ook aan omdat mensen in Roemenië zoiets niet zouden zeggen. Daar behandelen mensen je omslachtig, zonder dat je uiteindelijk te weten komt wat ze willen. Als Nederlanders zien dat je tegen kritiek kunt en dat je er iets mee doet, dan scoor je punten. Dat vind ik heel goed. Ze zijn open, direct en opbouwend kritisch. De straten zijn schoon, de mensen zijn beleefd, ze glimlachen naar je, dat vind ik fijn.

Aan de andere kant kun je ook de pech hebben dat je mensen tegenkomt die intolerant, xenofoob en tegen buitenlanders zijn, maar gelukkig vormen zij niet de meerderheid.

 

Wat betekent succes voor u?

Dat is de moeilijkste vraag. Ik heb nooit gestreefd naar succes. Ik denk dat ieder mens zijn plek moet vinden. In Roemenië of ergens anders, dat maakt niet uit. Ik ben overtuigd dat ik nu mijn plek gevonden heb.

 

Hoe verhoudt u zich tot de Roemeense gemeenschap in Nederland?

Ik ben begonnen met het geven van geschiedenislessen in de kerk. Zo heb ik heel veel Roemenen in Nederland leren kennen. Maar ik ben verbaasd hoeveel Roemenen er blijven komen en met hoeveel enthousiasme.

Ik denk dat het een mooie, hechte gemeenschap is, we spreken op een mooie manier met elkaar. Er zijn natuurlijk ook verschillende groepjes, dat kan ook niet anders in een Roemeense gemeenschap.

Ik ben ook actief voor de Roemeense school, onlangs ben ik ook een club begonnen gericht op boeken en identiteit maar ons nieuwste project is een praatgroep. We zijn één grote familie. We hebben zo een gemeenschap nodig, het is nodig dat we onze identiteit behouden voor ons en onze kinderen.

 

 

Welk advies zou u geven aan een Roemeen die nu naar Nederland zou willen komen?

Je zou zeggen dat leraars goed advies kunnen geven, maar ik niet. Het is een besluit wat je leven voorgoed tekent. Je kunt niet zo gemakkelijk zeggen ‘ik heb me bedacht, ik ga weer terug’. Denk goed na over wat je doet, laat je goed informeren, want informatie is van levensbelang, je moet weten waar je terechtkomt, wat voor maatschappij het is. Je moet je ook voorbereiden op tegenslagen. Je kunt niet zeggen ‘Ik ben met een 10 afgestudeerd en nu ga ik naar die en die toe die mij met gejuich zal binnenhalen’. De taal is erg belangrijk. Als je de uitdrukkingen en spreekwoorden begrijpt, of de wijze woorden om het zo maar te zeggen, pas dan kun je zeggen dat je een taal geleerd hebt.

 

Interview door Claudia Marcu

Vertaling door Daniël Schenkeveld

Portret foto: Cristian Călin –  www.cristiancalin.video

Facebook
Google+
Twitter
LinkedIn