“Ik heb veel van de Nederlanders overgenomen. Ik ben nu een mengsel van Nederlander en Roemeen, maar ik wil ook geloven dat ik mijn Roemeense warmte en elan niet kwijt ben geraakt.”
Marius Negrea is zijn avontuur in Nederland begonnen in 1990. In het begin heeft hij in de agricultuur gewerkt, in Limburg. Zijn eerste kantoorbaan kreeg hij in 1996 bij Xerox, waar hij als technisch tekenaar en als verpakkingsingenieur heeft gewerkt. Met dank aan Xerox kon hij informatica studeren en zijn droom om netwerkarchitect te worden, verwezenlijken. Momenteel werkt hij bij de GGZ, een Nederlandse organisatie met meer dan 2000 werknemers die is gespecialiseerd in de zorg voor mensen met een geestelijke beperking.

Hoe ben je in Nederland gekomen?

Het is een erg lang verhaal, maar ik zal proberen om het voor je in te korten. Het begon 28 jaar geleden, toen ik na de ‘gevierde’ revolutie in Roemenië opeens vrij kon reizen en kon vertrekken. Mijn vriendin van toen, die nu mijn vrouw is, wilde per se naar Europa om het westen te zien. Ze overtuigde mij en zo zijn we met z’n vieren op weg gegaan: ik, zij en twee medestudenten van de universiteit. Het idee was dat we in juli in het westen zouden aankomen en onderweg zoveel mogelijk zouden bekijken, in ons opnemen en daarna terug zouden gaan naar school in Roemenië. Zo gezegd, zo gedaan.

We zijn naar Berlijn gevlogen en hebben vanaf daar met de trein door Duitsland gereisd. Maar op een gegeven moment begon het geld op te raken, wat we sowieso niet veel hadden. We kwamen aan in Den Haag en één van ons kwam op het idee om een visum voor Zuid-Afrika aan te vragen, zodat we daar naartoe konden gaan en de apartheid konden zien. Het klinkt naïef, maar ik vertel je precies hoe het is gegaan. We gingen met de taxi naar het consulaat van Zuid-Afrika, één van de redenen waarom ons geld opraakte, we dachten er niet aan dat we ook een bus konden nemen als vervoermiddel. Bij het consulaat werden we ondervraagd: waarom willen jullie daar naartoe, wat willen jullie daar gaan doen op 21 jarige leeftijd – we waren allemaal ongeveer even oud. We hadden beslist kunnen vertrekken als we politieagenten of medisch personeel waren geweest. Toen we in onze kinderlijke naïviteit zagen dat we niet op diezelfde dag konden vertrekken, zeiden we bij onszelf dat we misschien terug moesten gaan naar Roemenië.

Toen we op straat liepen, kwamen we een paar Roemenen tegen met wie we langere tijd gepraat hebben en die ons meenemen naar hun huis. En omdat ze zagen dat wij niet echt wisten wat we moesten doen, raadden ze ons aan om naar de politie te gaan en asiel aan te vragen. ‘En dan?’, vroegen wij. ‘Nou, op die manier krijg je onderdak, eten en kom je in een procedure en ondertussen hebben jullie tijd om na te denken wat jullie verder willen doen’, zo luidde het advies ongeveer. Het is duidelijk dat we mentaal niet echt volwassen waren.  We dachten steeds aan wat we zouden doen en ondertussen was het al 20 juli geweest en we waren al een week onderweg en hadden vrijwel geen geld meer. Om naar Roemenië terug te gaan, moesten we de trein naar Berlijn nemen, maar we hadden niet genoeg geld om de kaartjes te kopen.

Ik moet je iets van de context schetsen. Het was 1990. Toen we zagen waar de mensen woonden die ons als gasten hadden ontvangen, leek het ons interessant, ook al was het een gewone plek. Het was alsof je jezelf de vraag stelt wat je moet doen om ook in diezelfde film te kunnen spelen. Daarna wogen we af wat we te verliezen hadden als we terug zouden gaan. Twee van ons waren terughoudend. Als we terug zouden gaan, moesten we examens gaan maken en dus besloten we om het advies om asiel aan te vragen, op te volgen en zo zijn we het systeem ingerold. We kwamen in een asielzoekerscentrum in Nijmegen terecht. We kregen treinkaartjes voor het traject Den Haag-Nijmegen en een uiterlijke termijn wanneer we daar moesten aankomen.

 

Hoe was het leven in dat asielzoekerscentrum?

Het was waar wat ze tegen ons gezegd hadden: er werd daar voor je gezorgd, je kreeg eten en onderdak, maar je mocht niet werken. We hebben daar niet lang verbleven maar voor ons Roemenen was het een schok. We waren niet gewend om zoveel buitenlanders op een plek bij elkaar te zien, vooral gekleurde mensen, uit Noord-Afrika. Het was lastig om met de anderen in contact te komen, dus bleven we in onze groep. Onze groep heeft het eigenlijk vrij lang uitgehouden.

Tijdens de procedure vonden twee van ons een levenspartner in Nederland. In ons geval (van mij en mijn vrouw) ging het anders. Mijn vrouw was zwanger van onze zoon, die in Nederland is geboren en opgegroeid. Dankzij ons kind kreeg mijn vrouw humanitaire hulp en kon ik ook bij haar blijven. Het product van onze liefde heeft ons de verblijfsvergunning opgeleverd.

Ik heb gemerkt dat veel mensen om mij heen met wie ik spreek, die neiging hebben om het ‘nulmoment’ te definiëren. ‘Ik ben vanaf nul begonnen’, hoor ik vaak. Die ‘nul’ is erg relatief. Als ik kijk naar hoe het bij ons is gegaan, was onze ‘nul’ ook echt ‘nul’. We hadden helemaal niks. We zijn hier in juli 1990 gebleven, maar mijn eerste kantoorbaan heb ik in maart 1996 gekregen. Dat zal ik nooit vergeten.

 

Hoe ging het verder nadat jullie uit het asielzoekerscentrum kwamen?

Ik heb veel in de landbouw gewerkt. Ik weet alles over prei, champignons en dergelijke. Je doet alles om te overleven. Vooral in Limburg, waar wij toen waren en nog steeds wonen, waar niks anders te doen was dan de landbouw. Na twee of drie jaar op het land te hebben gewerkt en ik uiteindelijk een baan kon krijgen in een luxe restaurant, voelde ik me in de derde hemel. Zo voel je je als je een dak boven je hoofd hebt en je je niet meer druk maakt over de moeilijkheden.

Ik moet zeggen dat de mensen van het Arbeidsbureau fantastisch waren. Ze helpen je enorm. Met hun hulp heb ik veel taal- en vakcursussen kunnen doen.

 

Met welke studie was je in Roemenië begonnen?

In Roemenië was ik begonnen met de studie Landverbetering. Het heet nu Omgevingsmanagement. Dat studiejaar is mij hier van geen enkel nut geweest.

In Nederland heb ik me met behulp van het Arbeidsbureau eerst gericht op technisch ontwerpen op de computer. Omdat mijn vrouw werkte, ze heeft niet lang op het land gewerkt maar vond werk in verschillende fabrieken, was ik degene die vaker thuis was met de kleine. En omdat ik overdag tijd had, ben ik als autodidact begonnen met studeren met de computer die ik had gekocht. Van wat ik thuis deed was het maar een kleine stap naar de school voor technisch ontwerp. Ik heb geleerd te tekenen op de computer. De cursus duurde een jaar, maar omdat ik het erg goed deed en de docent erg in zijn sas was met mij, heeft hij me in de negende maand aanbevolen en werd ik geworven door Xerox. Voor mij was het een droom die uitkwam.

Vanaf die tijd begon alles beter te gaan en we kwamen uit de fase van instabiliteit, onzekerheid en zoektochten. En we hebben alles zelf gedaan, zonder enige hulp. Ook de kleine hebben we overal naartoe meegenomen, zelfs naar de discotheek. We moeten niet vergeten dat toen hij twee of drie jaar oud was, wij nog jong waren, we waren toen 23 of 24 jaar. Ik had als hobby om DJ te zijn en daarom gingen we naar discotheken en toen kon je nog met een kind naar zulke plekken gaan. Nu is dat bijna onmogelijk.

Mijn vrouw begon met de studie mechanica aan de Fontys Hogeschool in Eindhoven. Zoals gezegd begon ik in de tussentijd, in 1996, met mijn baan bij Xerox. Gedurende ongeveer drie maanden was ik overdag technisch ontwerper bij Xerox en ’s avonds werkte ik als afwasser bij degene bij wie ik toen al twee en half jaar werkte en ik wilde hem niet zonder vervanger laten zitten.

 

Wanneer heb je de taal geleerd?

Ik heb er in het begin niet veel aandacht aan besteed, ik had vooral Engels nodig. En tot onze grote verbazing, ons Roemenen in het algemeen, spraken zelfs de mensen die tractor reden met wie ik werkte Engels. Toch zei ik bij mezelf toen Bart werd geboren in 1991 dat als we hier blijven het goed is als hij geen problemen krijgt met de taal. Toen hij twee jaar was, konden we hem naar een kinderopvang brengen zodat hij met andere kinderen kon spelen. En in die tijd dacht ik dat ik zelf ook de taal zou moeten leren en niet alleen hij.

Ik ben begonnen met de typisch Roemeense methode: ik kocht boeken en begon thuis in mijn eentje te tobben. De grammatica was geen probleem maar de uitspraak was lastig, vooral als je geen talent hebt voor vreemde talen. Mijn vrouw heeft de taal sneller geleerd omdat ze al in een Nederlandse omgeving werkte. Pas in 1994 heb ik een paar taalcursussen gevolgd aan een volksuniversiteit, waar ik niet tevreden mee was omdat er daar heel andere mensen bijzaten met een heel ander niveau en uit andere werelden. Sommigen begrepen de letters niet eens. Ik had geluk dat ik toen ik bij Xerox werkte, geen Nederlands nodig had omdat de voertaal daar Engels was. Het leren van de taal duurde in mijn geval behoorlijk lang.

 

 

Wat volgde er na Xerox?

Ik zat bij Xerox in een heel goede positie. Ik werd naar een speciaal op Nederland gericht centrum in Gouda gestuurd, bekend onder de naam NVC, Nederlands Verpakkingscentrum. Het is een school waar mensen worden opgeleid die in de verpakkingsindustrie werken. Ik werd daar naartoe gestuurd om te leren over verpakkingsmaterialen, glas, tin, karton et cetera. En zo heb ik mijn profiel veranderd, van tekenaar naar verpakkingsingenieur bij Xerox.

Ik bleef echter met de computer bezig en leerde diverse programma’s. Mijn bazen bij Xerox zagen die passie en stelden mij voor om informatica te studeren. Dat heb ik direct aanvaard en zo ben ik in 1999 begonnen op school in Eindhoven. Ik studeerde vanzelf ’s avonds. Het was mijn wens om netwerkarchitect te worden. Het waren twee moeilijke jaren, vooral omdat mijn vrouw ook nog studeerde en zij had nog zes maanden nodig om haar studie af te maken.

In die periode vroeg een voormalige collega van mij die een bedrijf voor recyclage van inktpatronen had opgezet, of ik met hem wilde samenwerken en of ik me wilde richten op de Roemeense tak van het bedrijf. Het idee sprak me ergens wel aan, ik wilde hem helpen maar ik dacht er ook aan hoe ik een brugfunctie kon hebben tussen Nederland en Roemenië. Zo ben ik in 2000 gestopt bij Xerox en aanvaardde ik het werk bij mijn voormalige collega.

Zo ben ik aan een andere etappe begonnen waarin ik veel naar Slowakije en Roemenië reisde voor Campina. Welnu, in Roemenië ben ik ons als Roemenen ook weer tegen gekomen, onze manier van zijn, met onze hocus pocus, intriges, contacten en netwerken. Ik moet zeggen dat hij ergens wel gelijk had om een Roemeen aan te nemen voor die functie, want ik wist hoe de hazen lopen.

Ik was veel van huis en daarnaast was ik ook druk met school, met het huiswerk. Voor het gezin was die afwezigheid niet makkelijk. Ik hield te veel ballen in de lucht. Ik moest een beslissing nemen, een verandering bewerkstelligen en toch in hetzelfde vakgebied blijven wat ik leuk vond, informatica. Zo ben ik bij een organisatie terechtgekomen voor mensen met geestelijke problemen, waar ik nu nog steeds werk als netwerkarchitect, precies wat ik wilde.

 

Hoe kijk je aan tegen deze 28 jaar?

Ik heb altijd eerst goed nagedacht voordat ik iets deed en het is nooit slecht afgelopen. Misschien had ik geluk of was ik in de buurt van iemand die veel geluk had, maar ik heb nergens spijt van.

Het enige wat ik misschien jammer vind is dat die groep van vier die we in het begin hadden, uit elkaar is gevallen. We hebben door de jaren heen geen contact gehouden, ook al zijn we allemaal in Nederland gebleven. Het groepsgevoel van toen is er niet meer.

 

Hoe voel je je in de maatschappij waarin je leeft?

Ik heb het naar mijn zin. Het is mooi hoe alles georganiseerd is, ik ben zelfs een beetje bang dat hier iets mis zou gaan.

Als je uit een andere cultuur komt met andere gewoonten, kom je in het begin veel dingen tegen die je fijn vindt en bewonder maar je loopt ook al heel snel aan tegen datgene wat anders is en wat je niet kent. Veel Roemenen klagen dat het moeilijk is om Nederlandse vrienden te krijgen, dat ze kouder zijn dan wij die uit een Latijnse cultuur komen en dat je niet zomaar bij iedereen binnen kunt lopen. Totdat je dat hebt geleerd, kost het je energie en nadat je het geleerd hebt, heb je tijd nodig om het te accepteren, waarna je eraan gaat wennen en het zelfs gaat bewonderen omdat je het ook zelf gaat toepassen. Als er nu opeens onaangekondigd een vriend uit Roemenië voor de deur zou staan, zou het voor mij behoorlijk lastig zijn om hem welkom te heten.

Ik vind het erg prettig dat er hier in tegenstelling tot bij ons continuïteit is. Als je ergens aan begint, maak je het af, wat mij heel erg helpt, vooral op mijn werk. Als je iets afspreekt met iemand, gebeurt het ook. Dat is heel anders dan bij mijn moeder in de stad in Roemenië. Als ik naar haar toe ga en ze mij vraagt om een probleem met het bestuur op te lossen, gaat dat erg lastig en kost het veel tijd om dingen uit te leggen en om te overtuigen en dan is het nog niet zeker dat het wordt opgelost.

Ik heb veel van de Nederlanders overgenomen. Ik ben nu een mengsel van Roemeen en Nederlander, maar ik wil ook geloven dat ik mijn Roemeense warmte en elan niet kwijt ben geraakt.

 

Wat betekent succes voor jou?

Gemoedsrust is voor mij alles. Veel Facebook gebruikers geven je allerlei definities, waaronder ook een definitie van geluk: ‘Zolang je niet op zoek bent naar geluk, ben je gelukkig’. Dat vind ik een mooie, het zou een tegelwijsheid kunnen zijn. Om te parafraseren: ik ben niet op zoek naar succes, wat betekent dat ik succesvol ben!

Ik ben blij met wat ik zie, met welke lucht ik inadem en met wat ik doe! Als ik terugga naar dat ‘nulmoment’, laat je op de weg van beneden naar boven op een gegeven moment het punt achter je waarin je dingen nodig hebt. Als je daar overheen bent, telt niks maar dan alleen de gemoedsrust.

 

Hoe verhoud je je tot de Roemeense gemeenschap in Nederland?

In het begin was ik niet op zoek naar Roemenen, ik vermeed ze zelfs zo je wilt. Ik wilde beslist integreren en dat betekent voor mij tijd doorbrengen met en onder Nederlanders. Later is een platform ontstaan – www.romanians.nl, waar ik ook moderator ben geweest, dat mij in 2005 tot iets magisch in staat stelde: ik kon met gemak virtuele vrienden maken. Ik merkte dat die interactie mij en vooral ook mijn vrouw goed deed. Van de virtuele interactie zijn we verder gegaan naar echte ontmoetingen en we hebben zelfs blijvende vriendschappen gesloten. Het platform bestaat niet meer, maar enkele vriendschappen zijn gebleven.

Na die periode was het alsof ik geen behoefte meer had om leegtes in mijn leven te vullen, ik was niet meer gericht op nieuwe contacten en ik heb niet meer geprobeerd om andere Roemenen te benaderen. Ik neem niet actief deel aan bepaalde acties of activiteiten.

 

Welk advies zou je geven aan een Roemeen die nu naar Nederland zou willen komen?

In het algemeen geef ik geen adviezen en ik houd ook geen toespraken. Maar om toch een advies te geven, moet ik om hem te kunnen helpen, weten wat voor profiel degenen heeft die hier naartoe komt. Er zijn natuurlijk ook algemene adviezen zoals: leer de taal, want dat is belangrijk. Maar ik denk dat het net zo belangrijk is om goed voorbereid te komen en de mentaliteit van de mensen hier te omarmen en open te zijn, anders zal je het erg moeilijk krijgen.

Als je als toerist komt, het maakt niet uit wie je bent, maar gooi alsjeblieft geen kaarten en zonnebloempitten op de grond!

 

 

Interview door Claudia Marcu

Vertaling door Daniël Schenkeveld, herzien door Jan Willem Bos

Portret foto: Cristian Călin –  www.cristiancalin.video

Facebook
Google+
Twitter
LinkedIn