“Een definitie van een persoon die streeft naar perfectie zou een combinatie kunnen zijn van een Nederlander en een Roemeen.”
Nadat Cristina Elena Cristescu met zeer goede cijfers het Nationaal Pedagogisch lyceum Carol I in Câmpulung-Muscel afsloot, volgde ze de studie journalistiek en communicatie aan de Universiteit van Boekarest, waar ze in 1994 afstudeerde. Ze studeerde verder in Nederland, aan de Universiteit Utrecht en in Denemarken, waar ze een masterdiploma Europese Studies en Journalistiek behaalde. Cristina Cristescu is tien jaar lang correspondent geweest voor BBC World Service in Den Haag. Haar lievelings project is de Stichting Nederland-Roemenië, die de Euro-Atlantische integratie promoot en zich richt op interculturele uitwisselingen tussen leerlingen uit heel Europa. Een van de bijzondere projecten die Cristina heeft geïnitieerd is de organisatie van een Moot Court Europe 2017, wat voor Roemenië een primeur was. In 2009 heeft de Roemeense ambassade in Den Haag haar een Excellentieprijs toegekend voor haar ‘bijzondere bijdrage aan het bevorderen van Roemeense waarden in Nederland’, en in 2013 kreeg ze de titel van ‘Buitengewone vrouw voor Roemenië’, als bewijs van de diepe waardering voor haar bijdrage aan de ontwikkeling van de bilaterale Roemeens-Nederlandse samenwerking. Bij het 150-jarig bestaan van het Nationaal Pedagogisch lyceum Carol I in Câmpulung-Muscel in 2017 gaf de school haar een Excellentie diploma en noemde haar degene die ‘de deuren van Europa opent voor de leerlingen van het lyceum’.

Hoe ben je in Nederland gekomen?

In de zomer van 1995 kwam ik voor de eerste keer – voor een week – in Nederland. Ik nam toen deel aan een zomercursus van de Amsterdam Maastricht Summer University. Na die week kwam ik thuis met veel nieuwe ervaringen en vrienden, maar zonder de bedoeling om terug te komen om in Nederland te studeren of te wonen.

Een jaar later kreeg ik een studiebeurs, bij toeval in Nederland. Dit was in het kader van een masterprogramma Journalistiek en Europese studies, waardoor ik terugkwam in dit land. Deze keer in Utrecht voor zes maanden. Daarna ben ik voor het tweede deel van het programma naar Denemarken gegaan en nadat ik mijn master had afgerond ben ik teruggegaan naar Utrecht. Ik had hier al vrienden gemaakt. Bovendien waren er twee alumni van het masterprogramma – zij Finlandse en hij Nederlander -die een mediabedrijf hadden geopend en die mij de kans gaven om met hen te werken. En zo begon mijn weg hier in Nederland in 1996.

Ik ben eerst correspondente geweest in Nederland voor PRO TV en Mediafax. Ik was toen één van de twee of drie correspondenten die Roemeense media in het buitenland hadden. Ik zou kunnen zeggen dat ik een soort pionierswerk heb gedaan op dit gebied. Tegelijkertijd in het begin ook vrijwilligerswerk, maar dat is een ander verhaal. Ik heb lange tijd ook Brussel onder mijn hoede gehad, omdat ze daar geen correspondent hadden. Het was een enorm roerige tijd, die veel journalisten denk ik in hun portefeuille zouden willen hebben.

In 1998 begon ik te werken voor BBC World Service en tien jaar lang ben ik hun correspondent in Den Haag geweest. Dat was tot 2008, toen de afdeling Roemeens ging sluiten. Dat was ook het moment dat ik mijn activiteiten als journalist beëindigd heb. In die tijd waren er in Roemenië niet veel persinstellingen die het professionele niveau haalden van de BBC. En na zoveel jaren met hen te hebben samengewerkt, wilde ik geen stap terug doen.

Korte tijd nadat ik terugkwam in Nederland in 1996, heb ik gesolliciteerd voor een baan als cursusleider aan het Europees Centrum voor de Journalistiek in Maastricht. Tegelijkertijd coördineerde ik – in dezelfde periode dat ik correspondent was – de introductieprogramma’s van de studies Instellingen en Politiek van de Europese Unie, studieprogramma’s die gericht waren op journalisten uit heel Europa. Daar heb ik fantastische mensen leren kennen, die ik later heb betrokken bij een groot en uniek project. Terugkijkend kan ik dat nu wel zeggen. Het is een project dat ik in de afgelopen zeventien jaar heb ontwikkeld en waar ik heel trots op ben. Het gaat daarbij om de Stichting Nederland-Roemenië.

In 2001 heb ik de aktes van de stichting overgenomen van een goede vriendin van mij. Een schrijfster die Nederland had verlaten en die de organisatie had geleid in de jaren ’80, gedurende haar verbanning uit Roemenië. Het gaat om Monica Savulescu-Voudouris. In de vorm waarin ik de stichting heb overgenomen, hield deze zich alleen bezig met culturele ontmoetingen en evenementen. Ik besloot om de doelen opnieuw te definiëren. Ik heb de naam, het statuut en het bestuur veranderd en ben aan de slag gegaan met een volledig nieuwe entiteit. Een die aangepast was aan de werkelijkheid van die tijd en ook aan mijn interesses en activiteiten.

Ik heb drie van de voornaamste sprekers van de projecten die ik coördineerde aan het Europees Centrum voor Journalistiek uitgenodigd om zitting te nemen in het bestuur van de stichting. Het gaat om vooraanstaande persoonlijkheden en ze hebben de uitnodiging allemaal geaccepteerd. Op die manier heb ik een organisatie opgezet die bewust niet veel in de spotlights heeft gestaan, maar die enorm veel voor elkaar heeft gekregen in de 17 jaar sinds de oprichting. De leden van het bestuur hebben vaak hun positie, ervaring en contacten ingezet om de belangen van de stichting te behartigen. De belangrijkste daarvan is gericht op het creëren van een reëel beeld van Roemenië in Nederland en in Europa en omgekeerd. En ik denk dat we daarin geslaagd zijn. In het bijzonder via de projecten gericht op jonge Europeanen. We zijn begonnen met een bilaterale benadering, Roemeens-Nederlands, waarin we allerlei projecten ondersteunden die zich richtten op de Euro-Atlantische integratie van Roemenië. En langzaam maar zeker hebben we ons veld van activiteiten uitgebreid.

Ik wil nog iets noemen in verband met onze stichting. Onlangs heeft een van de leden van ons bestuur, de heer Wim van Eekelen, de Nationale Orde van de ‘Ster van Roemenië’ in de rang van Commandeur ontvangen van de president van Roemenië. Op dat moment was ik enorm trots. Ik wist dat een klein deel van die onderscheiding te danken was aan zijn werk voor de stichting. Ik heb me vaak afgevraagd waarom mensen als Wim ervoor kozen om een deel van hun vrije tijd te wijden aan de stichting en Roemenië te steunen, toen veel mensen nog tegen waren. Wim heeft een nobele, visionaire houding gehad en alleen zo kun je iets duurzaams creëren.

En ik heb nog een verhaal, waarmee ik mijn antwoord op jouw vraag afsluit. Een verhaal dat de overgang tussen het professionele en persoonlijke niveau heeft bewerkstelligd. Het bevestigt hoe vaak je in het leven niet weet waar je vandaan komt en waar je uitkomt. Ik herinner me dat ik op een regenachtige dag met moeite van Utrecht naar Den Haag reisde, waar een delegatie onder leiding van de Roemeense minister van Defensie een officieel bezoek bracht aan zijn Nederlandse collega. Ik moest een uitzending maken over dat bezoek, want het was een belangrijke periode voor Roemenië en de toetreding tot de NAVO was een prioriteit. Ik kwam eerder aan in Den Haag en de ontmoeting tussen de twee ministers liep uit, waardoor de woordvoerder van de minister mij gezelschap moest houden. Dus ik als correspondent in Den Haag en hij als woordvoerder, wachtten samen op de twee ministers. Zo heb ik Jaapjan leren kennen, met wie ik sindsdien mijn leven deel. Zo verrijkte mijn avontuur in Nederland zich met een nieuwe dimensie: ik ontdekte de Nederlandse maatschappij en cultuur door de lens van een gemengd gezin.

 

Hoe was het begin voor jou hier in Nederland?

Het begin was fascinerend en onstuimig zou ik zeggen. Ik had steeds de indruk dat ik met iedere stap nieuwe horizonten leerde kennen. Het was een begin vol met ervaringen en mogelijkheden, zowel persoonlijk als professioneel. De ene interessanter dan de andere. En ik heb ze niet langs me heen laten gaan, denk ik tenminste. Alles onder het motto ‘hoping for the best, but expecting the worst’ (hoop op het beste, bereid je voor op het slechtste).

Ik denk dat de context mij ook goed uitkwam. We moeten niet vergeten dat we het hebben over de jaren ’90, toen de val van het communisme slechts enkele jaren achter ons lag. In Nederland hadden de mensen nog een buitengewone sympathie en openheid ten opzichte van Roemenië. Ik herinner me dat ik een reportage maakte over het feit dat er meer dan 350 Nederlandse verenigingen, organisaties en stichtingen waren die betrokken waren bij liefdadigheidswerk, welzijn en verbroedering met Roemenië. In die zin stond Nederland ver bovenaan wat betreft internationale aanwezigheid in Roemenië. En ik was onder de indruk van de warmte en de openheid van de mensen om mij heen. Het gebeurde vaak dat wanneer ik tegen iemand zei dat ik uit Roemenië kwam, mijn gesprekspartner mij aanvulde met een verhaal: ofwel dat hij in Roemenië was geweest, of dat hij iemand kende die daar was geweest of dat hij betrokken was bij humanitaire hulp. Ik herinner me dat zelfs toen ik bij de bank was om een rekening te openen, de medewerker mij zijn verhaal vertelde over Roemenië. Al die ervaringen zorgden voor positieve energie richting Roemenië die helaas – zoals ik het voel – door de jaren heen geleidelijk aan uitdooft.

 

Wanneer voelde je voor het eerst dat het minder werd?

Dat is moeilijk te zeggen. Het is zeker geleidelijk gegaan. Maar ik kan zeggen dat hoe meer de grenzen open gingen, hoe meer er ook negatieve stereotypes en voorbeelden zijn gekomen in de maatschappij. Helaas is die positieve energie geleidelijk vervangen door een negatieve golf die is gegenereerd door vooroordelen ten opzichte van Oost-Europeanen in het algemeen. En in het bijzonder Polen, Bulgaren en Roemenen, zoals jij ook weet.

Zelfs in mijn Nederlandse familie heb ik gevoeld dat die vooroordelen subtiel aanwezig zijn. Ik herinner me een deel van een familieontmoeting: de kinderen speelden met hun mobiele telefoon en iemand vroeg zich af hoe je de toegangscode kunt breken. Toen mijn dochter Tia een telefoon pakte en liet zien dat zij dat kon, maakt iemand de geestig bedoelde opmerking: “Ja, je kunt wel zien dat je Roemeens bloed in je hebt. Op dat moment besefte ik dat die grap in feite een heel cultureel denkpatroon met zich meedraagt. Ik vroeg me toen af als de mensen uit mijn Nederlandse familie – die mij van dichtbij kennen en die allemaal hoog opgeleid zijn (dokter, advocaat etc) – als zij dat denkpatroon instinctief activeren, hoe moeilijk is het dan om de stereotypes over Oost-Europeanen te doorbreken op het niveau van de gewone burger? En van hen die met niemand uit Oost-Europa contact hebben?

En ik moet eerlijk zeggen dat ik deze houding ook bij de programma’s van de stichting ben tegengekomen. Helaas wel tientallen keren en niet als grap, zoals toen met mijn familie. Er is me iets bijgebleven van het einde van een project in 2013, toen we onder onze deelnemers ook een groep scholieren uit Noorwegen hadden. Op de eerste dag van het programma heb ik hen gevraagd om te zeggen wat ze van elkaar wisten. De Noren en de Nederlanders waren het met elkaar eens, zeiden kort en bondig dat Roemenen en Bulgaren in hun land kwamen om te bedelen, op straat te zijn en uitkeringen stelen. Dat het slechte mensen waren. Ze hebben precies deze uitdrukking gebruikt. Na een week, waarin ze veel tijd met elkaar hadden doorgebracht, waren de meningen totaal veranderd. Aan het eind van het project boden de Noren met grote oprechtheid hun excuses aan voor wat ze aan het begin hadden gezegd. Ze omarmden de Roemenen en zeiden met tranen in hun ogen dat ze nooit meer etiketten zouden plakken op mensen op basis van vooroordelen. En dat het voor hun de belangrijkste les van hun leven was.

Ik heb geleerd dat hoewel onze projecten blijkbaar op microniveau veranderingen teweegbrengen, de impact ervan veel groter is; ze hebben een onvermijdelijk domino effect. De ervaringen van de kinderen creëren een kleinere of grotere resonantie in hun gemeenschappen. Een simpele rekensom leert ons dat in 17 jaar meer dan 50 projecten zijn georganiseerd. Ik heb het hier alleen over de interculturele programma’s waaraan bijna 2000 leerlingen, studenten en docenten uit heel Europa hebben meegedaan. In iedere deelnemer hebben we een zaadje geplant voor het kennen en openen van nieuwe horizonten.

 

Wat betekenen deze ervaringen voor jou?

Voor mij en voor iedereen van de stichting is er geen grotere beloning dan deze feedback van hen, voor wie we een klein verschil hebben kunnen maken. Ik weet uit mijn eigen ervaring hoeveel het betekent als iemand je ogen opent. Die nieuwe mogelijkheden voor je creëert en je verder laat kijken dan de zogenaamde grenzen.

 

Hoe voel je je in de maatschappij waarin je leeft?

Ik heb Roemenië nooit gemist, in de ware betekenis van het woord. Vanwege de aard van mijn activiteiten, ben ik altijd verbonden geweest met Roemenië en daarom heb ik me nooit echt een immigrant gevoeld. We hebben als gezin in de praktijk steeds heen en weer gereisd tussen Roemenië en Nederland. Onze kinderen hebben we in dezelfde geest opgevoed. Zij voelen zich zowel hier als daar thuis. Ik denk dat dat iets heel belangrijks is wat we met ze bereikt hebben. In beide landen spreken ze de taal alsof ze er zijn geboren.

Ik moet hier iets bij zeggen: het feit dat ze allebei perfect drietalig zijn is iets waar ik trots op ben. Het is ons gelukt om de kinderen zo op te voeden dat ze Roemeens, Nederlands en Engels op moedertaal niveau spreken. Ik vond het heel belangrijk dat ze Roemeens zouden leren, want ik heb veel tragische situaties gezien waarbij de grootouders tranen in hun ogen hadden omdat ze niet met hun kleinkinderen konden communiceren. Ik had tegen mezelf gezegd dat wanneer ik kinderen zou krijgen, ik er alles aan zou doen om zulke situaties te vermijden. En als ik terugkijk, denk ik dat dit één van onze grootste verdiensten als ouders is.

Maar terugkomend op je vraag, weet ik niet of er veel andere plekken op de wereld geweest zouden zijn waar ik me zo had kunnen ontwikkelen en had kunnen groeien zoals ik het in de Nederlandse maatschappij heb gedaan. De mogelijkheden die ik hier heb gehad, zijn denk ik doorslaggevend geweest voor mijn persoonlijke en professionele ontwikkeling. In het begin vond ik het vreemd dat de maatschappij zich richt op het helpen van de zwakken en niks doet voor de elite. Ook kon ik niet begrijpen waarom de deuren precies om 10 uur open gaan, ook al waren degenen die de deuren openden al enkele minuten eerder aanwezig.

Eén van mijn eerste culturele schokmomenten is me bijgebleven. Het was tijdens het 50-jarig huwelijksjubileum van mijn schoonouders. Ze hadden ergens in België een kasteel afgehuurd en we moesten onder andere drie maanden van te voren aangeven of we bij het diner vlees of vis wilden, of we naar een museum wilden of een wandeling wilden maken. Ik ben nog steeds niet gewend aan dit soort plannen, maar ik heb ook geleidelijk de voordelen ervan ontdekt. En ik heb geleerd om me aan te passen of om het te tolereren, afhankelijk van het geval. Ik praat ook vaak met de kinderen over zulke voorbeelden. Ik denk dat het belangrijk is dat zij weten dat er ook een andere manier van leven bestaat dan het plannen en de striktheid van het leven in de Nederlandse maatschappij. Als het ons lukt om te onderscheiden wat het beste is van iedere cultuur, denk ik dat we rijke mensen zijn.

Ik moet nu denken aan een ander voorbeeld. Toen Tia de eerste dag naar de middelbare school ging, was het eerste wat ze leerde een schema wat ze moest toepassen als er onverwachte dingen gebeurden. En ze wist ook al welke twee klasgenoten ze moest bellen als er iets zou gebeuren. Alles was gepland op basis van de afstand die iedereen van de school woonde. Een ander voorbeeld over mijn zoon Elis: op een gegeven moment had het personeel van de school geconcludeerd dat hij hoogbegaafd is. Om te beoordelen of hij direct naar een hogere klas kon hadden ze een team van acht mensen dat hem een hele dag observeerde. Uiteindelijk was de enige negatieve conclusie dat hij de fijne motoriek niet goed beheerste, omdat hij niet zelf de rits van zijn jas dicht kon doen. De observanten hadden in dit proces de invloeden van de Roemeense cultuur niet onderkend: als mama hun jas dichtdoet als ze ’s morgens naar school gaan en hun jas ook weer uitdoet als ze thuiskomen, leren kinderen de vaardigheid nog niet om zichzelf aan- en uit te kleden. Het zijn grappige dingen, maar in feite laten ze zien hoe ver het niveau reikt van plannen en vooruitzien.

 

Heb je ook iets geleerd van al deze gebeurtenissen?

Ik heb heel veel geleerd en ik denk dat Roemenen en Nederlanders elkaar heel goed aanvullen. Een definitie van een personage dat streeft naar perfectie zou denk ik een combinatie kunnen zijn van een Nederlander en een Roemeen. Als ik ontevreden ben met mezelf kijk ik in de spiegel en zeg tegen mezelf: Cristina, je hebt niks geleerd van de Nederlanders!

 

Hoe kijk je aan tegen al deze jaren dat je in Nederland woont?

Als ik terugkijk, kan ik zeggen dat ik blij ben dat ik de kans had op een bijzondere school opgeleid te worden, want dat is de oorsprong van veel dingen. Het gaat om het Pedagogisch Lyceum Carol I in Campulung Muscel, dat ik trouwens eigenlijk nooit echt heb verlaten. De eerste projecten met de stichting ben ik daar begonnen en in al die jaren hebben wij een bijzondere samenwerking met de school opgebouwd. Het lyceum is voor mij mijn belangrijkste persoonlijke ontwikkelplek. De rolmodellen die ik daar had hebben als richtlijnen gediend bij alles wat ik gedaan heb en nog steeds doe. Daar heb ik geleerd dat het belangrijkste in het leven is dat je bruggen bouwt, ongeacht waar je bent.

De jaren op de universiteit en de postuniversitaire studies hebben voor mij minder impact gehad dan de bagage waarmee ik het lyceum afkwam en die ik daarna heb kunnen opbouwen. In de meer dan 17 jaar interactie met jonge leerlingen uit de hele wereld heb ik voldoende mogelijkheden gehad om de impact te kunnen beoordelen van de ervaringen die ik zelf tijdens de middelbare school heb opgedaan.

Na vele jaren heb ik vooroordelen doorbroken en bruggen gebouwd. Ik heb op Europees niveau in de praktijk gebracht wat ik daar heb geleerd. Ik heb me jarenlang ingezet om de interesse van Nederlandse jongeren voor Roemenië op te wekken en er waren veel teleurstellingen waarvan ik sommige niet kan vergeten. Ik zal een voorbeeld geven: bij een bezoek op een Nederlandse school had de directeur tegen de leerlingen gezegd dat ze op hun telefoons moesten letten, omdat er een groep Roemenen en Bulgaren in de school was. Of een ander voorbeeld: een Nederlandse student van Bulgaarse komaf had 70 Nederlandse medestudenten gevraagd of ze hem wilden helpen een traditionele avond te organiseren voor een groep Roemenen en Bulgaren. Niemand, maar dan ook echt niemand was geïnteresseerd. Dat was een pijnlijke ervaring.

Gelukkig gingen die gebeurtenissen gepaard met veel andere mooie ervaringen. En daar heb ik ook een voorbeeld van. Nadat de leerlingen van het Sorghvliet Gymnasium in Den Haag enkele jaren enthousiast hadden deelgenomen aan projecten van de stichting en hun feedback steeds heel positief was, vroeg de school mij om een bilateraal uitwisselingsprogramma te organiseren met een middelbare school in Roemenië. Ik was onder de indruk dat dit topgymnasium (het één na beste van Nederland) zich juist richtte op Roemenië. En ik kon natuurlijk alleen maar denken aan het Pedagogisch Lyceum. We zijn nu in het derde opeenvolgende jaar waarin Nederlandse leerlingen naar Campulung gaan en de Roemeense leerlingen naar Den Haag. Ik herinner me dat er de eerste keer niet veel leerlingen waren die Roemenië als eerste keus hadden aangegeven. Dat waren toen vooral vrienden van onze kinderen, die zelf trouwens ook op Sorghvliet zitten. Nu is deze uitwisseling met Campulung een van de meest succesvolle uitwisselingsprogramma’s geworden die de Nederlandse school aan haar leerlingen aanbiedt.

 

 

Wat betekent succes voor jou?

Toen ik klein was, betekende succes voor mij vooral dat ik altijd één van de beste leerlingen was op school. Als ik me iets voornam dan gebeurde dat ook en zo mat ik mijn succes af. Mijn ouders hadden besloten om mij vanaf groep 5 in Campulung naar school te sturen omdat – zeiden ze – de leraren mij de eerste prijs gaven aangezien ze niemand anders hadden om die aan te geven. We waren op het platteland en we zaten maar met z’n vijven in de klas.

Zo werd ik toen ik tien was leerling van het Pedagogisch Lyceum, waar ik acht jaar op school heb gezeten. Ik herinner me dat sommige klasgenoten mij ‘boerin’ noemden en de leraren mij verweten dat ik van het platteland was gekomen en me aan hen opdrong. Dat etiket heeft veel invloed op mij gehad als kind zijnde, maar het heeft me ook heel ambitieus gemaakt. Ik werkte hard en het doel was altijd om bij de top te horen. Toen de resultaten van het examen voor de toelating tot het eerste deel van het lyceum werden bekendgemaakt en één van de leraressen mijn naam noemde als één van de eersten die waren toegelaten, had ik gevoelsmatig mijn eerste grote succes behaald.

Een ander succes was de dag waarop ik mijn eerste artikel in Tineretul Liber (de Vrije Jeugd) publiceerde, wat een geliefd tijdschrift was in die tijd. Het was 8 maart en ik was tweedejaars studente. Ik herinner me hoe trots mijn opa was, hoe hij met het tijdschrift in zijn hand door het hele dorp liep om aan iedereen het artikel te laten zien dat door mij geschreven was. Dat bijzondere gevoel van iets bereikt te hebben was voor mij toen de definitie van succes.

Toen ik in Nederland kwam ben ik anders naar succes gaan kijken. Ik ben gaan beseffen dat succes niet per se betekent om altijd één van de beste te zijn. Ik heb hier geleerd dat je hier met niemand anders wedijvert dan alleen met jezelf.

Op persoonlijk niveau betekent succes nu voor mij het feit dat het ons gelukt is om onze kinderen in beide culturen groot te brengen. Dat ze evenveel Roemeens als Nederlands zijn of – zoals ik het graag gekscherend zeg – drie kwart Roemeens en half Nederlands.

Beroepsmatig betekent succes iedere positieve reactie die we krijgen aan het eind van ieder project. En er zijn veel reacties binnengekomen van deelnemers, reacties die ik in mijn hart meedraag en die enorm veel voor mij betekent hebben.

Niet in de laatste plaats denk ik dat succes betekent om altijd menselijk te blijven, om deze eigenschap altijd te behouden ongeacht wat je bereikt. Ik kan moeilijk mensen begrijpen die, wanneer ze een bepaalde hoogte bereiken op de maatschappelijke ladder, compleet anders naar beneden kijken en nog geen dankjewel meer kunnen zeggen. Zelfs niet als je ze bijvoorbeeld bloemen aanbiedt. Ze denken dat ze alles verdienen.

 

Hoe verhoud je je tot de Roemeense gemeenschap in Nederland?

We hebben vanzelfsprekend veel Roemeense vrienden in Nederland en ook veel vrienden met andere nationaliteiten. Ik zou kunnen zeggen dat mijn verhouding met hen persoonlijk is: de relaties heb ik met de mensen opgebouwd en niet met de gemeenschap.

 

Welk advies zou je geven aan een Roemeen die nu naar Nederland zou willen komen?

Ik heb geen adviezen, maar ik kan wel enkele lessen delen die mij hebben geholpen in al deze jaren: volg je dromen, geloof krachtig in jezelf en geef nooit op. Sluit niet te veel compromissen en wat heel belangrijk is – omdat we het hebben over nieuwe wortels – vergeet nooit waar je vandaan komt. Ontken je wortels niet.

Op inwendig niveau, blijf altijd trouw aan jezelf en bedrieg jezelf niet. Ik herinner me daarbij altijd een van de toneelstukken waarin ik speelde op het lyceum. Het was ‘Hamlet’ en op een gegeven moment moest ik de beroemde repliek van Shakespeare geven die ik langzaam maar zeker ook als levensprincipe heb overgenomen: ‘This above all, be true to yourself’ (wees bovenal eerlijk naar jezelf). Blijf trouw aan jezelf en dan word je – net zoals de nacht volgt op de dag – ook trouw aan anderen. Het is een advies wat moeilijk is om op te volgen, omdat het een goede zelfkennis en loyaliteit ten opzichte van je eigen waarden veronderstelt. Maar het brengt je gegarandeerd voldoening en vervulling als mens.

 

 

Interview door Claudia Marcu

Vertaling door Daniël Schenkeveld, herzien door Jaapjan Rijlaarsdam

portret – foto Cristian Călin –  www.cristiancalin.video

Facebook
Google+
Twitter
LinkedIn