“In een zee van negativisme en problemen (ik denk dat veel van de huidige ziektes worden veroorzaakt door de negatieve manier van denken), is het voor mij belangrijk om een goede gedachte mee te geven, een glimlach en mijn kennis te kunnen delen met mijn naaste en hem te helpen.”
Cosmin Voișan is geboren in Sebeș, waar hij op een humanistisch lyceum gezeten heeft. Hij heeft geprobeerd wiskunde te vermijden, tot hij op de universiteit in Timișoara kwam, waar hij zich realiseerde dat wiskunde veel deuren kan openen. Hij heeft zijn bachelor studie gevolgd aan de economische faculteit van de Westelijke Universiteit van Timișoara. In 2010 is hij in Nederland gekomen waar hij een master studie stedelijke, haven- en transporteconomie heeft gedaan aan de Erasmus School of Economics. Het begin van zijn loopbaan in Nederland was in de logistiek, bij een Roemeens bedrijf. Momenteel werkt Cosmin echter  in de verkoop. Zijn grootste passie is schilderen, wat voor hem een manier is om zichzelf te motiveren en zich creatief te ontwikkelen.

Hoe ben je in Nederland gekomen?

Ik ben in augustus 2010 voor mijn studie naar Nederland gekomen. Daarvoor had ik echter al een uitwisseling ervaring gehad van twee weken met studenten van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) in samenwerking met de Westelijke Universiteit van Timișoara. In die weken heb ik wat van de sfeer in Nederland kunnen proeven, ik heb ook het regenachtige weer leren kennen, maar het is me goed bevallen. Nadat ik mijn bachelor studie in Roemenië had afgerond, kwam het moment om te kiezen waar ik verder wilde gaan. Ik had management gestudeerd met de nadruk op logistiek management en toen ik moest kiezen tussen Engeland, Denemarken en Nederland heb ik mijn hart gevolgd en besloot ik om naar Rotterdam te komen.

Ik moest eerst een jaar een schakelprogramma volgen in business en economie, om mijn kennis wat betreft wiskunde, financiën, toegepaste statistiek en micro-economie op peil te brengen. Het jaar daarna heb ik de master zelf gevolgd aan de Erasmus School of Economics, een studieprogramma in stedelijke, haven- en transporteconomie, waar ik voor was gekomen. Er werd ingegaan op transport beleid en regionale ontwikkeling. En nu zijn er inmiddels acht jaar voorbij en ik woon nog steeds in Nederland.

 

Hoe was het begin?

In het begin had ik het wat moeilijker. In de eerste plaats was de scheiding van mijn familie niet fijn, vooral in een land waar de mensen in het begin heel koud op mij overkomen. Maar omdat ik een goede vriendin had uit de tijd van mijn uitwisseling aan de HAN, kon ik een paar dagen bij haar verblijven en dat maakte het wat makkelijker.

Later heb ik een oudere, zeer elegante Nederlandse dame ontmoet, van wie ik een kamer heb gehuurd. En zo werd het begin wat comfortabeler, niet wat betreft de ruimte want ik had een heel kleine kamer, maar omdat ik een voordeel had: ik had de mogelijkheid om iedere dag met een Nederlander te spreken van wie ik kon leren. Op die manier werd mijn integratie in Nederland vergemakkelijkt. Wanneer ik een probleem had, kon ik dat thuis direct met de Nederlandse vrouw bespreken. De inschrijving bij de gemeente bijvoorbeeld of hoe ik een fiets kon kopen of hoe ik me kon inschrijven voor een taalcursus. Ik wist niet wat ik moest doen, vroeg het aan haar en het werd direct opgelost. Ze was voor mij een soort encyclopedie.

 

Wat heb je geleerd van de vrouw bij wie je gewoond hebt?

Ze heeft me geleerd om direct te zijn, om altijd te zeggen wat ik wil, vooral bij Nederlandse publieke instellingen. Ze heeft me geleerd om vol te houden en om attent te zijn op wat ik wil bereiken zonder agressief te zijn, de toon van mijn stem te controleren en als ik met iemand bel, de naam te vragen van degene met wie ik spreek zodat als ik nog een keer moet bellen, ik naar de juiste persoon kan verwijzen. In Roemenië hebben mensen de neiging om ruzie te maken en zich op te winden. Ik heb geleerd om zelfverzekerd te zijn, want als je niet laat zien dat je zelfverzekerd bent, zal de ander gebruik maken van de situatie en de vruchten ervan plukken.

Eén van de dingen die mijn aandacht trok, ik kan niet zeggen dat ik het geleerd heb maar meer dat ik er een hekel aan had, is het micromanagement. Ze was erg gericht op het besparen van geld op ieder gebied. Het water mocht bijvoorbeeld niet langer dan een minuut blijven lopen, kleding moest na middernacht gewassen worden, je moest maar één dopje wasmiddel gebruiken en niet meer. Op een gegeven moment liep het gesprek heel diplomatiek uit op een akkoord: zij zou de kleding wassen, schoonmaken en de vaat doen. Met andere woorden, ze was bang dat ik te veel zou verbruiken. De conclusie is dat ik het systeem niet fijn vond en er een hekel aan begon te krijgen.

 

Hoe was het op de universiteit?

Daar ging alles goed. In het jaar van mijn schakelprogramma zat ik in een internationale groep. Ik had heel weinig Nederlandse medestudenten, die gewoonlijk hun eigen groep vormden en het was heel moeilijk om daar tussen te komen. Maar voor mij was dat geen probleem, de internationale groep was heel goed voor mij.

Verder was het contact met de professoren heel prettig maar het heeft wel even geduurd voor ik aan het schoolsysteem heb kunnen wennen. In Roemenië was ik een bovengemiddelde student, ik haalde gemakkelijk een 10. Hier is een 10 echter alleen voor God, een 9 is voor de professor en een 8 is het maximale waar je voor kunt vechten. Op een gegeven moment ontdekte ik dat veel studenten als hoofddoel hadden om een 5,5 te halen om het examen te kunnen halen. Daarna ontdekte ik dat als je studeert voor een 5,5, je het examen mogelijk niet haalt en dat je je veel beter moet voorbereiden. Ik had een mooie groep Roemenen, Bulgaren en andere Oost-Europeanen. De eerste examens waren ook de moeilijkste: wiskunde, financiën en statistiek. We hadden in het begin enkele bewijzen verzameld dat we die vakken al in Roemenië gehad hadden zodat we die examens niet meer hoefden te doen. Maar ik kwam er uiteindelijk achter dat het een nutteloze moeite is en dat het in feite alleen maar negatief uitwerkt. Die examens zijn er om mij te helpen. Op het moment dat ik begreep dat het schoolsysteem mijn belang op het oog heeft en dat ik zowel persoonlijk als professioneel alleen maar kan groeien, en dat was ook mijn doel, begon ik alles serieus te nemen en het systeem als een grote meerwaarde te zien.

Ik moet zeggen dat mijn passie voor kunst meespeelde toen ik voor Nederland koos. Toen ik op de middelbare school zat, wilde ik heel graag een schilderij zien van Rembrandt. En ik was heel emotioneel toen ik uiteindelijk in het Rijksmuseum tegenover een schilderij van hem kwam te staan. Het onderwerp van mijn masterscriptie heb ik met mijn hele hart gekozen. Ik had een combinatie gemaakt van stedelijke ontwikkeling en kunst, gericht op een wijk in Rotterdam die minder goed bekend staat en een hoger criminaliteitscijfer heeft. Op die manier heb ik bijgedragen aan de transformatie aan die wijk tot een zeer chique wijk, waarbij kunst een katalysator was voor de integratie en sociale cohesie en ook voor de economische ontwikkeling. Ik kan niet met zekerheid zeggen dat ik een directe impact heb gehad maar enkele maanden nadat ik mijn masterscriptie had ingeleverd, zei de coördinerende professor tegen mij dat de wijk was opgenomen in de reisgids van Lonely Planet in een lijst van meest populaire en bezienswaardige wijken van Europa.

 

 

Je noemde eerder de cursus Nederlands. Wanneer heb je de taal geleerd?

Op de universiteit waren de cursussen in het Engels, waardoor het me in de eerste twee jaar niet lukte om veel Nederlandse woorden te oefenen. Thuis had de mevrouw een vriend met wie ze ook in het Engels sprak en het was ook makkelijk voor haar om met mij Engels te spreken. Ik heb me ingeschreven voor een NT2 taalcursus (Staatsexamen Nederlands als tweede taal). De vriendin over wie ik het eerder had, had tegen mij gezegd dat het heel belangrijk is om de taal te leren als je hier langere tijd wilt blijven.

De dag nadat ik een fiets had gekocht, heb ik me ingeschreven voor deze cursussen. Ik moet zeggen dat deze cursussen in een veel langzamer tempo gingen dan ik had verwacht. Ik zag het als een soort periode van stagnatie. Maar het is me gelukt om de taal te leren en ik kan zeggen dat ik aan het einde van mijn eerste jaar in Nederland al Nederlands begon te spreken, toen ik een half Nederlandse, half Roemeense vriendin leerde kennen. Met haar had ik de moed om de taal te oefenen, zonder dat ik bang was om fouten te maken. Ik kan niet zeggen dat ik de taal nu perfect beheers of dat ik een artikel in een tijdschrift kan schrijven, maar ik kan een vloeiend gesprek voeren en de taal ook op mijn werk gebruiken.

 

Hoe voel je je in de maatschappij waarin je leeft?

Er zijn goede en slechte dingen in deze maatschappij. Ik probeer niet te generaliseren en iedere situatie individueel te benaderen.
Ik houd van de maatschappij omdat het veel meer georganiseerd is en iedere keer als ik terugga naar Roemenië ben ik blij dat ik in zo een maatschappij leef. Ik merk dit het meest wanneer ik naar een balie op het stadhuis ga en bijvoorbeeld mijn Roemeense ID kaart laat vernieuwen samen met de vernieuwing van mijn verblijfsvergunning in Nederland. Het is een wereld van verschil in de tijd vanaf dat je het gebouw binnengaat tot je het gebouw verlaat, heel ontstemd of met een glimlach op je gezicht.

Er zijn natuurlijk ook dingen waar ik nog niet tegenaan ben gelopen. Nederlanders zijn tot op zekere hoogte open terwijl wij warme mensen zijn en makkelijk contact maken. Nederlanders hebben tijd nodig om zich echt open te stellen. Ik ben van nature open, sociaal en vrolijk en ik verbaas me vaak over het defensieve Nederlandse systeem, dat je op een zekere afstand houdt. Ze zijn vriendelijk, maar hebben tijd nodig om je in hun hart toe te laten.

 

Hoe kijk je aan tegen al deze jaren die je in Nederland hebt doorgebracht?

Ik kijk er met veel plezier op terug, ook al heb ik ook moeilijke momenten gehad, waarna ik helemaal opnieuw moest beginnen. Tijdens mijn studie had ik weinig keus en ik heb ook minder leuke banen geaccepteerd om mijn studie te betalen. Ik heb vooral als afwasser gewerkt in restaurants. Het was niet altijd prettig, maar ik had een doel voor ogen, dat ik heb kunnen bereiken. Ik ben blij dat ik niet opgegeven heb toen het moeilijk was, terwijl medestudenten gestopt zijn met hun master en terug naar huis zijn gegaan, naar hun comfort zone.

Ik wist dat andere deuren voor mij zouden opengaan als ik mijn studie zou afmaken, wat ook gebeurd is en ik weet dat het ook in de toekomst zal gebeuren. Het is een maatschappij vol mogelijkheden, je moet ze alleen wel op waarde weten te schatten. De Nederlandse maatschappij zorgt ervoor dat ik meer wil doen en bereiken en om er vertrouwen in te hebben dat het ook kan. Ik heb altijd de positieve kant gezien, ook al ben ik vaak tegen obstakels aan gelopen.

 

Wat betekent succes voor jou?

Meestal wordt succes gezien als iets materieels, iets financieels. Zo dacht ik toen ik student was, maar in mijn tijd in Nederland heb ik geleerd dat succes te maken heeft met wat je zelf aanbiedt en wat je probeert te veranderen in de harten van anderen. Voor mij houdt succes in hoeveel ik mijn naaste kan helpen. Voldoening is veel breder dan alleen het financiële deel. Dat heb ik geleerd van goede vrienden hier. Ik heb ook geluk gehad dat ik de goede mensen heb ontmoet.

Ik probeer steeds deze gedachteoefening te doen: als ik er morgen niet meer ben, wat zouden de mensen dan over mij zeggen? Het is mijn verlangen dat mensen zich mij met plezier zullen herinneren. Ik wil zien dat mensen gelukkig en positief zijn. In een zee van negativisme en problemen (ik denk dat veel van de huidige ziektes worden veroorzaakt door de negatieve manier van denken), is het voor mij belangrijk om een goede gedachte mee te geven, een glimlach en mijn kennis te kunnen delen met mijn naaste en hem te helpen.

 

Hoe verhoud je je tot de Roemeense gemeenschap in Nederland?

Ik probeer dicht bij de gemeenschap te staan, betrokken te zijn en de gemeenschap te verenigen. Ik ben op dit moment zelfs zeer betrokken, ik ben medeoprichter van de Roemeense Zakelijke Gemeenschap (RBC, een project van de Stichting ROMPRO), die als hoofddoel heeft het samenbrengen van Roemeense groepen in Nederland, hun activiteiten efficiënter te maken en kennis en informatie te delen. Mijn lijfspreuk die ik de laatste tijd veel gebruik en die uit Roemenië komt is ‘twee zijn sterker dan één’. Wij Roemenen kunnen grote dingen tot stand brengen, maar alleen als we samenwerken en elkaar wederzijds helpen.

Je weet al dat ik me bezighoud met cryptovaluta en met financiële activiteiten op de beurs. Ik wilde mijn kennis ook met anderen delen en heb advies gegeven aan hen die in dit onderwerp geïnteresseerd zijn.

 

Ik heb gezien dat je ook betrokken bent bij liefdadigheidsactiviteiten.

Jazeker. Recent heb ik deelgenomen aan de marathon die in Maastricht werd georganiseerd door de Stichting WannaHelp voor weeskinderen in Bacău. Ik zal je iets bekennen: ik doe voor mezelf niet meer aan hardlopen, ik had het lange tijd geleden al opgegeven, maar ik word gemotiveerd als er een nobel doel is. En ik wil ook in de toekomst bezig zijn met liefdadigheidsactiviteiten, met het verzamelen van geld voor projecten in Roemenië. Ik probeer ook anderen te motiveren om te helpen.

 

Welk advies zou je geven aan een Roemeen die nu in Nederland zou willen komen wonen?

Het eerste wat hij moet doen is denk ik proberen om zo snel mogelijk de taal te leren. Het is belangrijk dat je in de winkel in het Nederlands een brood kunt vragen en om ook de Nederlandse gewoontes te leren. Het is net zo belangrijk dat je niet generaliseert en geen beeld vormt van de maatschappij dat slechts op een enkele situatie is gebaseerd. Kom met duidelijke ideeën en ontdek zelf hoe de mensen zijn. En vertrek altijd vanuit een positieve gedachte. Ook is het belangrijk om een fiets te kopen. Dat helpt bij het integreren!

 

 

Interview door Claudia Marcu

Vertaling door Daniël Schenkeveld

Portret foto: Cristian Călin –  www.cristiancalin.video

Facebook
Google+
Twitter
LinkedIn