“Probeer je land niet ongenuanceerd te bekritiseren want indirect bekritiseer je ook je voorouders en alle mooie mensen die daar blijven. Probeer ook je mooie ervaringen die je hebt meegebracht, te delen en doe ook tenminste een keer iets voor de plek waar je vandaan komt.”
Andrea Teunissen is geboren en getogen in hartje Boekarest, wat ze nog steeds met liefde haar ‘kleine Parijs’ noemt. Ze woont sinds 1972 in Nederland en maakt deel uit van de eerste generatie Roemenen die in de communistische tijd naar Nederland emigreerde. Na het afronden van haar rechtenstudie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, waar ze afstudeerde als eerste rechtenstudent van Roemeense afkomst, bleef ze actief bij dezelfde universiteit. Naast haar werk was ze vanaf 1990 ook betrokken bij een reeks initiatieven met en voor Roemenië. Ze is ambassadeur van SOS Kinderdorpen Roemenië en medeoprichter van Stichting de Hoop (Fundatia Speranta), die projecten uitvoert gericht op kinderen en personen met speciale behoeftes in Roemenië. Daarnaast heeft ze ook de Stichting Carmen Sylva opgericht, een Roemeens cultureel centrum in Rotterdam dat Roemeense kunst en cultuur in Nederland promoot. Dit zijn allemaal lievelings projecten van haar. Vanaf 2014 is Andrea Teunissen honorair consul van Roemenië in Rotterdam.

Hoe ben je in Nederland gekomen?

Ik had een vrij klassieke reden en eigenlijk was dat een van de weinige redenen waarom je in de communistische tijd officieel kon emigreren: een huwelijk. In mijn geval maakte ik tijdens mijn vakantie aan zee kennis met een hele leuke groep Nederlanders. De jongeren waren voor de tweede keer dat jaar in Roemenië, zo leuk vonden ze het de eerste keer. Met één van de jongeren uit die groep, lang en met blauwe ogen, ben ik getrouwd. We moesten trouwen om toestemming van de overheid te krijgen. We moesten een jaar wachten totdat we de toestemming kregen. Nadat we trouwden, ben ik met de trein naar Nederland gekomen. Ik was nog heel jong en had weinig levenservaring en voor de eerste keer in het buitenland, wat een grote uitdaging was. Gelukkig heb ik bijzondere mensen ontmoet, die mij in het beginstadium hebben geholpen.

 

Hoe was het begin in het nieuwe land?

Als je uit een land komt zoals Roemenië toen was, kom je met grote verwachtingen en dromen. De waarheid is dat het begin vanuit meerdere oogpunten heel moeilijk was. Het was deels emotioneel. Ik had heel veel heimwee, naar thuis, mijn familie, mijn geliefden, mijn moeder met wie ik een bijzonder goede relatie had. Ik droomde ’s nachts dat ik op de mooie straten van Boekarest liep. Naast het feit dat het moeilijk was om Roemenië te bezoeken en we het ons toen ook financieel niet konden permitteren om vaak te reizen, om niet te spreken over de moeilijke communicatie, duurde het ook vijf weken voordat de brieven aankwamen, je belde alleen een paar minuten per maand. Mijn moeder kwam wel bij ons op bezoek, ze mocht iedere twee jaar komen en maximaal een half jaar blijven. Toen ik vertrok, was er nog een bepaalde openheid in Roemenië en was er meer vrijheid, als je dat zo kan zeggen. Roemenië werd door Nederland gezien als een vrij goed land en gewaardeerd als het enige communistische land dat zich had verzet tegen de invasie van Tsjecho Slowakije in 1968. Koningin Juliana bezocht Roemenië en er waren nog strandtoeristen. Ik kan niet zeggen dat we grote materiële tekorten hadden maar we voelden het gebrek aan sommige fundamentele vrijheden.

Praktisch gezien was het begin in Nederland behoorlijk goed. Het feit dat ik vanaf het begin bij een Nederlands gezin kwam, heeft me geholpen te integreren, de taal te leren en ook de lokale normen en gewoontes te leren. Als je op weg gaat, vertrek je met je eigen normen en waarden, met jouw manier van zijn en al die elementen kunnen botsen met de nieuwe cultuur. Maar mijn  integratie verliep vrij soepel. Ik had het geluk dat ik ook bijzondere mensen heb ontmoet die mij veel hebben geholpen.

Toen ik voor het eerst kennis maakte met Rotterdam, waar ik in het begin enkele maanden verbleef, was ik ontgoocheld. Ik had verwacht dat de stad, die in die tijd bekend stond als de grootste haven ter wereld, veel levendiger zou zijn, met veel havens bedrijvigheid en mooie scheeps uniformen maar dat was in het geheel niet het geval. Ik vond het een koude en lege stad, vooral in het weekend. Ik kwam uit Boekarest, waar ik geboren ben en in het centrum van de stad heb gewoond, in de koninklijke zone, zoals dat toen werd genoemd, met brede en schone boulevards, gemengde architectuur, zowel oud als uit de tussenoorlogse periode, en het contrast heeft mij geraakt. Ik vind het jammer dat mijn kleine Parijs zich in de tussentijd chaotisch heeft ontwikkeld, in tegenstelling tot Rotterdam, dat een metropool met allure is geworden, een aantrekkelijke stad.

Na mijn periode in Rotterdam heb ik in een dorp ten zuiden van de stad gewoond. Persoonlijk beschouwde ik dat als een groot voordeel. Er was een kleine gemeenschap en ik was in die periode een curiositeit. Niet iedereen wist heel goed waar Roemenië lag op de kaart. Wanneer ik naar de wekelijkse markt ging, waar ik altijd naartoe ging, en mij gevraagd werd waar ik vandaan kwam en ik zei dat ik uit Roemenië kwam, kwamen mensen gelijk met reacties, als: ‘Ah, ja, Nadia Comaneci’. Verder probeerde iedereen mij nieuwe woordjes te leren, vooral, vooral als ik boodschappen deed. Ze leerden mij ook minder mooie woorden, maar het is goed om die ook te kennen. Ik was iets bijzonders en ook het feit dat ik iedere week naar de kapper ging omdat ik dat thuis zo gewend was, was daar in het dorp heel ongebruikelijk.

Wat ik vanaf het begin heel apart vond, is dat bijna alle vrouwen thuis bleven en niet werkten, zoals in Roemenië. Ze bleven thuis met een kopje thee om drie uur ‘s middags op hun kinderen wachten, toen ze uit school kwamen. Ook viel het me op dat weinig vrouwen studeerden. In de tussentijd is er veel veranderd en vrouwen zijn nu in alle sectoren werkzaam.

Iets anders wat mij opviel was de kleding. Mijn moeder werkte in de modewereld en maakte mooie outfits, ook voor het theater, vaak ook voor mij. Toen ik hier kwam, kleedde ik mezelf mooi, netjes en in mantelpakjes, zoals dat bij ons gewoon is. Het was duidelijk dat ik wat betreft kleding anders was dan de anderen en dus moest ik mijn stijl aanpassen. Toch heb ik het nooit geaccepteerd om in een spijkerbroek naar mijn werk te gaan.

Al vanaf het begin merkte ik dat mensen heel tolerant waren voor buitenlanders. Ik moet zeggen dat toen ik hier kwam, Nederland niet zo dichtbevolkt was als nu (13 miljoen inwoners in 1972 en 17 miljoen in 2018) en er waren ook niet veel buitenlanders. Degenen die kwamen, werden uitgenodigd en welkom geheten, omdat ze bijdroegen aan de economische ontwikkeling van het land. In de afgelopen jaren is de situatie veranderd.

 

Nadat je in Roemenië de middelbare school hebt afgemaakt, ben je naar Nederland gekomen. Hoe ging je verder met je opleiding?

Mijn beroepsmatige integratie verliep in etappes. Ik wilde heel graag rechten studeren. Dat kon ik niet direct doen omdat je in die periode alleen in het Nederlands kon studeren en voor een universitaire studie moest je de taal heel goed beheersen.

Nadat ik enkele medische cursussen had gevolgd en een tijd had gewerkt als assistente bij een privé praktijk en daarna in een ziekenhuis, het Franciscus Gasthuis in Rotterdam, beheerste ik de taal goed genoeg om me in te schrijven bij de rechtenfaculteit.

Ook al vond ik het erg leuk en was ik trots dat ik in het Nederlands kon studeren, heb ik vaak de neiging gehad om op te geven omdat het erg zwaar was. We moesten heel veel lezen en schrijven met de typemachine, zonder de huidige technologie. We analyseerden bijvoorbeeld rechterlijke uitspraken uit 1800, met oud taalgebruik dat zelfs voor Nederlanders moeilijk was. Mijn man Jan, die dezelfde studie als ik heeft gevolgd, heeft mij erg geholpen en moedigde mij steeds aan om verder te gaan. In het begin durfde ik op de universiteit geen vragen te stellen en kwam ik thuis met tientallen vragen. Om rechten te studeren, moet je een bepaald taalgebruik beheersen, want dat is het instrument waar je mee werkt, en je moet ook per geval de sociale context goed kennen. Naast de kennis van mijn opleiding heb ik ook veel levenslessen opgedaan en gelukkig ook veel vrienden. Ik heb mijn studie met goed gevolg afgerond en ik was naar ik vernam, de eerste Roemeen met een masterdiploma van de Erasmus universiteit.

Na mijn studie kreeg ik de mogelijkheid om bij de universiteit te blijven werken, in het postuniversitair onderwijs. Er ging toen een nieuwe wereld met veel uitdagingen voor mij open. Ik had de eer om schouder aan schouder te werken met grote Nederlandse persoonlijkheden.

De mogelijkheid om verbindingen te leggen tussen Erasmus en Roemenië gaf mij veel voldoening. Ik herinner me de leerstoel financiën, opgericht door Erasmus aan de Academie voor Economische Studies in Boekarest en de eerste cursus  internationaal privaatrecht en handelsrecht die ik direct na de revolutie organiseerde aan de Universiteit van Boekarest met twee vooraanstaande professoren van Erasmus in onverwarmde leszalen en met dik aangeklede maar heel toegewijde studenten. Er valt veel over te vertellen.

 

Wanneer kreeg je het gevoel dat het beeld van Roemenië in Nederland begon te veranderen?

Roemenië kon vooral direct na de revolutie op veel sympathie rekenen in Nederland. Er waren momenten van buitengewone solidariteit. Er waren honderden organisaties die toen bij Roemenië betrokken waren en velen zijn nog steeds actief. Roemenië heeft nog steeds veel vrienden in Nederland.

In de laatste 10 tot 15 jaar heb ik gemerkt dat het imago van Roemenië is veranderd. Ik denk dat er meerdere factoren zijn die aan die verandering hebben bijgedragen: de algemene context, economische factoren, de bevolkingsgroei en drukte in Nederland, die veel incasseringsvermogen kosten. Daarnaast is ook de maatschappelijke houding ten opzichte van buitenlanders veranderd, de tolerantiegraad is gezakt en de media is er happig op om negatief nieuws te publiceren.

Door al mijn activiteiten kom ik in contact met personen en instituties en ik krijg vaak vragen over verschillende publicaties. We moeten tot onze spijt erkennen dat er niet altijd positief naar ons wordt gekeken en dat er ook dingen gebeuren die ons geen eer aandoen, zoals bijvoorbeeld de diefstal van schilderijen uit een museum in Rotterdam, wat door de media uitgebreid voor het voetlicht werd gehaald. Naast alle positieve dingen die er gebeuren in Roemenië verloopt de ontwikkeling van het land niet altijd op alle gebieden zoals we zouden willen, wat resulteert in handelingen die veel schade aanrichten. Dat aspect kunnen we niet negeren.

Ik wil benadrukken dat in mijn ervaring, voor wat betreft de Roemenen die in Nederland wonen, hun waardevolle bijdrage erg wordt gewaardeerd binnen de koepels waar ik deel van uitmaak. Dat kan ook niet anders, want Nederland profiteert van de positieve effecten van een intellectuele toestroom uit Roemenië, iets waar de media helaas te weinig aandacht aan besteed.

 

Hoe kijk je aan tegen al deze jaren die je in Nederland hebt doorgebracht?

Ergens is dat een hele moeilijke vraag. Dat doet je denken aan datgene wat er achter je ligt. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik met vreugde terugkijk op mijn leven in Nederland, wat net als de meeste levens op en neer is gegaan. Ik kan zeggen dat ik ook geluk heb gehad en dat ik geen spijt heb van mijn beslissing om hiernaartoe te komen.

 

 

Hoe voel je je in de maatschappij waarin je leeft?

Ik denk dat ik voor 70 procent Nederlands ben, het grootste deel van mijn leven heb ik hier gewoond en ik heb heel veel geleerd. Ik waardeer de directe en open houding van Nederlanders. Het poldermodel waarmee we hier leven vind ik uitstekend werken, je besluit op basis van consensus. Toen ik bijvoorbeeld op de universiteit werkte en we een probleem hadden, gingen we niet uit elkaar voordat we een oplossing hadden gevonden, iedereen deed wat water bij de wijn, zodat iedereen zich in de uitkomst kon vinden zonder zich winnaar of verliezer te voelen, wat het proces ten goede komt.

Ik heb geleerd om niet meer in hokjes te denken en om te relativeren. Ik heb geleerd dat je niet alleen gericht moet zijn op je eigen gewin, maar ook dat van de ander en dat je dingen in perspectief moet zien. Ik heb geleerd dat je in je eentje niks kunt bereiken.

Ik moet zeggen dat ik nog niet volledig gewend ben geraakt aan de manier waarop Nederlanders zich in korte zinnen uitdrukken, wat heel praktisch is. Ik heb daar nog moeite mee. Ik herinner me mijn eerste werken die ik op de universiteit had opgesteld in onze omvangrijke manier van uitdrukken, ik had zeven pagina’s vol ideeën. Het heeft even geduurd voordat ik van die zeven pagina’s op twee pagina’s uitkwam.

Ik kan niet zeggen dat ik iedere dag het gevoel heb dat ik helemaal op mijn plek ben. Waar is mijn ‘thuis’? In grote lijnen op twee plekken: ik voel me hier ook heel goed maar ik voel me net zo goed in Boekarest. Zoals de stad is, voel ik me vooral in Boekarest als een vis in het water.

Ik ben blij dat ik in Nederland woon, ik houd van Nederland, het is een geweldige plek voor mij. Op een bepaalde manier heb ik de noordelijke pragmatische manier van denken maar emotioneel voel ik me dichter bij de Latijnse cultuur. Ik voel me Europeaan, waar je ook komt in Europa, kom je veel gemeenschappelijke delers tegen.

 

Wat betekent succes voor jou?

Succes is iets relatiefs. Wat mij betreft is succes vanuit emotioneel oogpunt altijd gelieerd aan de mensen om je heen, want je hebt lief en wordt geliefd. Je hebt succes als je iets doet wat een verandering ten goede bewerkstelligt, als datgene wat je onderneemt van betekenis is voor iemand. Wij hebben Stichting de Hoop (Fundatia Speranta) waarmee we veel dingen hebben bereikt voor kwetsbare kinderen en jongeren. Ik heb gezien hoe zeer het van belang is om betrokken te zijn, om iets of iemand te steunen, een relatief klein gebaar kan levens veranderen. Met Kerst heb ik het mooiste brood gekregen wat ik ooit gezien heb, gemaakt in de sociale werkplaats die door ons is opgezet en gesteund wordt, dat is voor mij succes. Ik waardeer vrijwilligerswerk erg, wat in deze maatschappij een belangrijke plaats inneemt.

Beroepsmatig kan ik zeggen dat ik succesvol ben geweest. Het kwam niet aanwaaien, maar in alle fases van mijn leven werd gelukkig alles wat ik deed, gewaardeerd.

 

Hoe verhoud je je tot de Roemeense gemeenschap in Nederland?

Allereerst moet ik zeggen dat ik heel blij was om te horen dat kort nadat ik de Stichting Carmen Sylva heb opgericht, de basis is gelegd voor de Stichting ROMPRO, Roemenen voor Roemenen in Nederland. Ik waardeer de activiteiten van de stichting ROMPRO, die evident vanuit een behoefte zijn ontstaan, de groep Roemenen in Nederland is sterk gegroeid in de laatste jaren. Evengoed waardeer ik de opkomst van Roemeense scholen. Het is zo mooi om kinderen met andere nationaliteiten hier in Nederland Roemeens te horen spreken.

Via de Stichting Carmen Sylva, een volledig particulier initiatief, proberen we in Nederland de rijke en wat onbekende Roemeense cultuur te promoten. Ik heb gemerkt dat Roemenië slechts vanuit één invalshoek bekend is en wij proberen dat perspectief te vergroten. Met kunst en cultuur kunnen we de mooie kant van het huidige Roemenië laten zien. Vergeet niet dat kunst en cultuur een economische impact hebben op een land.

 

 

Sinds enkele jaren bekleed je de functie van Honorair Consul van Roemenië. Wat houdt deze functie in?

Zoals de naam al aangeeft, is er sprake van een erefunctie. Het is een eer om voor deze functie te worden gevraagd, die op vrijwillige basis wordt vervuld. De functie van honorair consul is apolitiek en een honorair consul is geen werknemer omdat de activiteiten die plaatsvinden niet betaald worden. Om deze functie met succes te vervullen, is er een goede kennis van beide landen nodig, waar je op cultureel, economisch en sociaal gebied een brugfunctie voor bekleed. Bovendien vereist de functie betrokkenheid, beschikbaarheid, professionaliteit en integratie in de maatschappij waarin je leeft. Persoonlijk richt ik me vooral op de ontwikkeling van de culturele relaties, waardevolle zaken waar Roemenië zich op kan beroemen en op een bijzondere manier mee voor de dag kan komen.

 

Welk advies zou je geven aan een Roemeen die nu naar Nederland zou willen komen?

Als ik naar Roemenië ga en zie hoeveel mooie dingen er zijn, zou ik blij zijn als de Roemenen in Roemenië blijven. Maar iedereen heeft natuurlijk de vrijheid om op de plek te wonen die hij wil.

Ik zou zeggen: wees goed voorbereid, leer de taal en schrijf je in voor cursussen, het maakt niet uit welk niveau of hoe oud je bent. In Nederland zijn er ontelbare mogelijkheden om te studeren. Word ook actief als vrijwilliger. Daarmee vergroot je je horizon en tevens je kansen om te integreren en om een goede en interessante baan te vinden. Een opleiding is ook sociaal verrijkend. Ik heb nog steeds vrienden van de eerste cursussen die ik in Nederland gevolgd heb.

Kom niet met vooroordelen, zoals dat Nederlanders koud en afstandelijke zijn, want dat is niet zo.

En nog iets: probeer ook bescheiden te zijn. Dat is een eigenschap die hier zeer gewaardeerd wordt. Dat benadruk ik omdat ik veel gevallen ken waarin men hier tegenaan liep. Wij Roemenen komen uit een heel competitieve maatschappij en we moesten altijd aantonen dat we de slimste mensen zijn en dat we alles beter weten. Kijk om je heen, je hoeft je niet te vereenzelvigen maar pas je wel aan.

Probeer verder het land niet ongenuanceerd te bekritiseren want indirect bekritiseer je ook je voorouders en alle mooie mensen die daar blijven. Probeer ook je mooie ervaringen die je hebt meegebracht, te delen en doe ook tenminste een keer iets voor de plek waar je vandaan komt.

 

 

Interview door Claudia Marcu

Vertaling door Daniël Schenkeveld

Portret foto: Cristian Călin –  www.cristiancalin.video

 

Facebook
Google+
Twitter
LinkedIn