Hoe ben je in Nederland gekomen?
Mijn verhaal is behoorlijk lang, maar ook bijzonder denk ik. Het begon in 1997, toen ik voor de eerste keer in Nederland kwam met de Chorale Allegretto uit Sibiu. Op dat moment studeerde ik aan het kunstlyceum van Sibiu, bij de afdeling muziek met piano als hoofdinstrument. Met dat koor ging ik vaak op tournee naar het buitenland, vooral naar Oostenrijk en Duitsland, maar in 1997 kwam ik naar Nederland. Het was een hele mooie week, het was toevallig ook Koninginnedag en ik gaf veel concerten. Wij als kinderen werden bij Nederlandse gastgezinnen ondergebracht in Deventer, waar we daarvoor nog nooit van gehoord hadden. Ik was toen 17 en ik vroeg me toen helemaal niet af waarom we naar dat stadje in Oost-Nederland waren gegaan en niet naar Amsterdam of Den Haag. Ik heb vrij veel tijd door kunnen brengen met mijn gastgezin, hen leren kennen en me verbaasd hoe open en vriendelijk ze onder elkaar waren en ook met ons. Ik was gefascineerd door de hoge ramen zonder gordijnen, het was heel anders dan in Roemenië.
We hebben een week bij dat gezin gelogeerd en nadat we teruggegaan waren naar huis hebben we door brieven contact onderhouden. Een jaar later vereerde dat gezin ons zelfs met een bezoek aan Sibiu. Toen ontdekten zij op hun beurt tot hun verbazing een andere wereld in Oost-Europa.
In de tussentijd had ik mijn tijd aan het lyceum afgerond en het toelatingsexamen gedaan voor de Lucian Blaga Universiteit van Sibiu, bij de faculteit voor Toegepaste Moderne Talen, afdeling Frans-Engels. Daar heb ik een prachtig jaar gehad, wellicht één van de mooiste jaren van mijn leven. In die tijd hoorde ik van een nicht van een buurvrouw die in Parijs studeerde. En toen ik te weten was gekomen wat zij had gedaan om daar te komen, besloot ik om dezelfde procedure te doorlopen, ook al voelde ik me goed in Sibiu en had ik daar een studiebeurs.
Na het opstellen van een gedetailleerd dossier, mijn eerste kennismaking met de Franse bureaucratie, ging ik naar de Alliance Française in Boekarest waar ik vijf pittige examens heb afgelegd. Mijn dossier werd naar de door mij gekozen universiteit in Parijs gestuurd. Ik wilde dezelfde vreemde talen specialisatie voortzetten, maar ik moest Frans door Duits vervangen, een taal die ik niet heel goed beheerste. Ik had ingezet op het feit dat de Fransen niet goed zijn in vreemde talen en het lijkt erop dat ik gelijk had. Het antwoord uit Parijs kwam niet op tijd in april maar er gingen nog twee maanden voorbij en pas in juli kwam de langverwachte brief: ‘Gefeliciteerd, u bent toegelaten tot de Paris 7 Denis Diderot Universiteit, bij de afdeling Toegepaste Vreemde Talen, Engels-Duits. We verwachten u bij de inschrijving op 4 september’. Geweldig, dacht ik, maar hoe kom ik daar? We hebben het over het jaar 1999, toen we nog reis- en verblijfsvisa moesten aanvragen. Na veel complicaties vond ik een Frans gezin die mij alle benodigde documenten op heeft gestuurd voor het verkrijgen van het visum. En zo ben ik naar Parijs vertrokken met een koffer en 200 Duitse Mark op zak. Ik was net 20 jaar oud. Uiteindelijk heb ik vijf jaar in Parijs gestudeerd, waaronder ook een masterprogramma Internationale Betrekkingen aan de Sorbonne Universiteit.
Ik moet zeggen dat het eerste jaar in Parijs heel zwaar voor mij was. Het was een jaar met veel moeilijkheden. Naast mijn studie werkte ik veel om mezelf te kunnen onderhouden.
Het was het jaar waarin ik ontdekte wat de werkelijkheid van het leven van alledag is: menselijkheid, nederigheid, verantwoordelijkheid en een sterk karakter. Ik voelde me als een soldaat op het slagveld. Ik ben letterlijk en figuurlijk vaak onderuit gegaan, ik miste mijn familie, vrienden en het mooie leven als student in Roemenië, en toch heb ik mezelf er evenzoveel keren toe gedwongen om glimlachend op te staan en verder te gaan. Waarom dwong ik mezelf daartoe? Omdat ik zelf besloten had om te vertrekken, ík wilde een diploma halen in het buitenland, ík wilde die ervaring opdoen en in de eerste plaats aan mezelf laten zien dat ik in staat was om die studie in Parijs af te ronden. Die eerste vijf jaar waren zeker niet allemaal zo zwaar als het eerste jaar. Ik heb nooit spijt gehad van mijn beslissing en ik ben heel trots dat ik die diploma’s heb kunnen halen. Dankzij mijn studie en de ervaring in Parijs ben ik de vrouw geworden die ik nu ben!
Goed, we zijn wat afgedwaald van het onderwerp, maar niet voor niets. In al die jaren dat ik in Parijs woonde, ben ik regelmatig naar Deventer teruggegaan, minstens één keer per jaar. De vriendschap met de familie Janssen hielp mij om enkele dagen uit het leven in Parijs te ontsnappen en naar Deventer te komen. Het was veel lastiger om thuis op bezoek te gaan, ik had toen niet de mogelijkheden van vandaag: reizen met het vliegtuig, open grenzen enzovoort. En toen ging ik in plaats daarvan naar Deventer, waar ik me altijd thuis heb gevoeld.
In het kader van mijn studie Internationale Betrekkingen in Parijs moesten we stagelopen in het buitenland en ik ging daarvoor naar Nederland. In 2003 heb ik stagegelopen bij de Franse Kamer van Koophandel in Amsterdam. In de tussentijd was ik steeds meer te weten gekomen over de relatie tussen Deventer en Sibiu en ik begreep waarom we in 1997 naar Deventer waren gegaan. Om mijn master af te ronden, solliciteerde ik voor een stage bij de gemeente Deventer, bij de afdeling Internationale Betrekkingen, waar ik een prachtige stagetijd heb gehad. In acht maanden tijd kon ik twee keer naar huis in Sibiu, vanzelfsprekend vanwege mijn werk, maar ik had ook de mogelijkheid om mijn familie weer te zien. In die tijd heb ik ervaring opgedaan met het werken in een team, wat ik in Frankrijk niet had gedaan.
Na die stage ben ik vol nieuwe energie naar Parijs teruggegaan. Ik behaalde mijn masterdiploma en ik vroeg me af wat nu zou volgen. En zo gebeurde het dat ik werd gebeld door de gemeente Deventer, die mij een driejarig contract aanbood. Dat was in 2004, toen al bekend was dat Sibiu de Culturele Hoofdstad van Europa zou worden in 2007, een bijzonder jaar voor Roemenië vanwege de officiële toetreding tot de Europese Unie. De Nederlandse partners hadden iemand nodig die hen kon helpen met een groot project dat in die periode in Sibiu uitgevoerd zou worden. Het leek mij een unieke kans, een kans om nog wat langer in Wests-Europa te blijven, betrokken te zijn bij de samenwerking tussen Deventer en Sibiu en vanuit Nederland bij te dragen aan de ontwikkeling van mijn geboortestad. Ik herhaal, het was toen 2004 en Roemenië was nog geen lid van de Europese Unie en het was erg moeilijk om in West-Europa te blijven. De gemeente Deventer had de verantwoordelijkheid voor de administratieve rompslomp op zich genomen, als niet-Europeaan vond je moeilijk werk en de werkgever moest beargumenteren waarom hij mij had uitgekozen en niet een ander en ik werd geholpen om alle benodigde documenten voor het werk te verkrijgen. Ik heb op mijn beurt wat teruggedaan door in die vier maanden die de procedure duurde, Nederlands te leren. En zo ben ik begonnen met werken bij de gemeente Deventer, eerst als assistent, want nu bekleed ik een functie als manager internationale betrekkingen.
In 2005 ben je in Nederland komen wonen. Hoe was het begin?
Vergeleken met het begin in Parijs was alles hier veel eenvoudiger. Ik kwam met mijn levenservaring uit Parijs naar Nederland, maar het was beslist een andere situatie. Het was geen bezoek aan vrienden of een vakantie. Ik moest mijn weg opnieuw vinden, een nieuw sociaal leven opbouwen en Nederland ontdekken als zijnde mijn tweede thuis.
Op mijn werk vond ik de transparantie fascinerend. De transparante gebouwen, maar ook de transparante manier van communiceren. Verder was ik geboeid door het werken in teams en de gelijkwaardige samenwerking tussen de gemeentelijke overheid en de partners in de stad, zoiets had ik niet in Roemenië gezien.
En ook al was het alledaagse leven gemakkelijker dan in Parijs, toch voelde ik me soms eenzaam. Het was zo gezegd niet zo makkelijk om mijn plekje te vinden, maar net als in Parijs ging ik uit van hetzelfde idee: het was mijn eigen keus, niemand heeft mij gedwongen om hier te komen, dus ik moet er ook zelf moeite voor doen. Maar in tegenstelling tot Frankrijk, is er in Nederland buiten het werk om ook een leven. Je kunt vrijwilligerswerk of cursussen doen en ik koos samen met enkele collega’s van de gemeente een danscursus, salsa. Zo heb ik ook andere vrienden gemaakt en werd het leven steeds makkelijker. Daar heb ik ook Alex leren kennen, die later mijn man zou worden. We hebben nu twee zonen, waar we heel blij mee zijn.
Hoe kijk je aan tegen al deze jaren?
Ik heb verschillende werelden leren kennen. In Roemenië was ik kind en adolescent, in Frankrijk was ik studente en heb ik geleerd onafhankelijk en verantwoordelijk te zijn en in Nederland ben ik begonnen mijn brood te verdienen. Van geen van de beslissingen uit deze jaren heb ik spijt.
Wat vind je fijn aan de Nederlandse maatschappij waar je nu in leeft?
Ik noemde al de transparantie en de open manier van communiceren. Daarnaast spreekt de vrije manier van het opvoeden van de kinderen me aan, zonder beperkingen. En ook de burgerlijke en politieke betrokkenheid, een groot aantal mensen gaat stemmen. Mensen zijn ook erg betrokken bij de activiteiten in hun wijk, wat ik buitengewoon vind. Vanuit professioneel oogpunt waardeer ik het vertrouwen dat de werkgever heeft in de werknemers en het ontbreken van hiërarchie binnen instituties, wat het besluitvormingsproces versnelt en vergemakkelijkt.
Wanneer we het hebben over culturele verschillen, denk ik dat ik het meest verrast was door de manier waarop Nederlanders hun verjaardagen vieren. Iedereen feliciteert elkaar wederzijds en ze zitten in een kring en praten met elkaar. Jaren aaneen betekende mijn verjaardag muziek en dans. De Nederlanders waren in het begin terughoudend maar uiteindelijk vermaakten ze zich prima. Op een gegeven moment heb ik me echter aan de maatschappij aangepast en nu bevind ik me ook in die minder luidruchtige kringen.
Ik probeer het beste van de twee culturen te nemen en de eventuele verschillen te respecteren. Op die manier is het makkelijker om hindernissen te overkomen, mochten die bestaan.
Ik beschouw mezelf als goed geïntegreerd. Ik heb me goed aangepast aan de Nederlandse maatschappij en me veel van hun waarden eigen gemaakt. Nederland is een klein land maar kan uit veel oogpunten gezien worden als het land van alle mogelijkheden. Het is in ieder geval het land waar de minister-president zelf de koffie opdweilt die hij in het openbaar omstoot. Prachtig toch?
Waar voel je je thuis?
Dat is een moeilijke vraag. Volgend jaar bevind ik me op de ‘evenaar van het leven’: dan heb ik net zo lang in het buitenland gewoond als in Roemenië. In Roemenië ben ik kind en adolescent geweest, ik heb de communistische en deels de postcommunistische periode meegemaakt. In Frankrijk en in Nederland ben ik volwassen geworden, heb ik het echte leven ontdekt, met haar successen en teleurstellingen en in het bijzonder heb ik mijn eigen gezin opgebouwd. Dus waar is mijn thuis? Waar mijn familie is of waar ik mijn eigen gezin heb gevormd? Het compromis is dat ik me op twee plekken thuis voel. Zelfs mijn werk bij de gemeente heeft me geholpen om steeds tussen deze twee plekken te schipperen. Ik verbaas me vaak als ik het over ‘wij Roemenen’ of ‘wij Nederlanders’ heb. Persoonlijkheidscrisis? Dat denk ik niet! Ik denk dat ik me met beide werelden vereenzelvig en van beide deel uitmaak. In dat opzicht beschouw ik mezelf als een rijk persoon.
Vertel eens iets over die relatie tussen Deventer en Sibiu, die jou praktisch hiernaartoe heeft gebracht. Ik heb het gevoel dat je een grotere band hebt met Roemenië dan met Roemenen in Nederland.
Ja, je hebt gelijk, lange tijd had ik meer contact met de mensen in Sibiu, dankzij de samenwerking tussen deze twee steden. Ik heb aan veel projecten in Sibiu deelgenomen, zoals voor de verbetering van de sociale diensten, de zorg voor mensen met een beperking en de voorbereiding voor het aanspraak maken op Europese fondsen. De culturele samenwerking vindt vooral dankzij de Stichting NetSib plaats, jij kent Jan Achtereekte ook, hij is betrokken bij die bilaterale relatie sinds 1989.
De periode van 2005-2010 was de bloeitijd van die samenwerking, toen de uitwisselingsprojecten tussen Nederlandse en Roemeense ambtenaren werden gefinancierd door het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Na 2010 zijn die fondsen gefaseerd afgebouwd, tot ze helemaal zijn gestopt.
Tussen 2010 en 2015 was het een soort periode van stand-by. Zowel in Sibiu als in Deventer veranderde er veel. Ik heb het gezien als een periode waarin we onze weg opnieuw moesten vinden en onze relatie konden analyseren, die begon met humanitaire hulp, verder ontwikkeld is en een gelijkwaardige relatie is geworden. Dat aspect was vanaf het begin af aan heel belangrijk voor de Nederlandse partners, dat we gelijkwaardig zijn en dat het een uitwisseling is van ervaringen: niet alleen wij brengen jullie kennis bij, maar wij leren ook van jullie. In 2015 vierden we 25 jaar samenwerking en we hadden ook de partners uit Sibiu uitgenodigd. De jongeren die in de tijd van onze projecten student waren in Sibiu, waren nu uitgegroeid tot professionals en managers geworden en ze waren erg enthousiast en wilden deze samenwerking graag voortzetten.
Tegelijkertijd beseften we dat het goed zou zijn om in beide landen een netwerk van contacten op te bouwen. In 2015 heb ik bij de Roemeense ambassade ook kennis gemaakt met de Stichting ROMPRO, toen we op 1 december de nationale feestdag vierden. Ondertussen had ik ook gehoord van de Bond van Roemeense Studenten in het Buitenland, er waren ook enkele contacten met het Dutch Romanian Network, maar die waren niet heel concreet. En langzaam maar zeker is ons netwerk van contacten hier in Nederland uitgebreid. En ik heb op de een of andere manier de Roemeense gemeenschap in Nederland opnieuw ontdekt. Ik had wel Roemenen in Deventer met wie ook nu nog contact heb, toevallig collega’s van het Corala Allegretto, maar ik kende geen andere Roemenen buiten mijn kennissenkring. Nadat ik de organisaties die ik noemde had leren kennen, veranderde dat. Sinds 2015 zijn we heel betrokken bij verschillende activiteiten die georganiseerd worden door ofwel de Roemeense ambassade of de Stichting ROMPRO en we werken ook samen met de Bond voor Roemeense Studenten en met het Dutch Romanian Network.
Wat betekent succes voor jou?
Ik denk dat de definitie van succes zich door de jaren heen ontwikkeld. Voor mij is succes nu meer een gevoel van voldoening, van innerlijke tevredenheid. Concreet is het in mijn geval de combinatie van mijn persoonlijke en werkzame leven en ik ben met beide tevreden. Ik heb een begripvolle man, twee lieve kinderen en de mooiste baan bij de gemeente, ja zelfs van de hele stad. Daardoor heb ik niet alleen de mogelijkheid om het contact met Roemenië te onderhouden, maar ook om mezelf op veel gebieden te ontwikkelen, ik raak nooit verveeld.
Welk advies zou je geven aan een Roemeen die nu naar Nederland zou willen komen?
Als hijzelf die beslissing neemt, moet hij zich inspannen om zichzelf aan te passen, de Nederlandse cultuur te begrijpen, zonder vooroordelen en de taal te leren, want dat zal hem goed van pas komen. En neem ook zeker de tijd om jezelf aan te passen!
Interview door Claudia Marcu
Vertaling door Daniël Schenkeveld
Portret foto: Cristian Călin – www.cristiancalin.video
foto credit: Viorica Cernica