Radu Manoliu

““ … je moet ergens over dromen, je moet iets willen. Wil je niks, dan bereik je ook niks.””
Radu Manoliu is geboren in Roemenië, als zoon van Alexandru en Lucia Manoliu. Hij verloor heel jong zijn vader die in september 1942 als jager- en verkenningspiloot werd neergehaald bij de slag om Stalingrad. Radu werd in Boekarest grootgebracht door zijn moeder. Op zijn 23e studeerde hij af als arts. In 1972 kreeg Radu een internationale beurs om een half jaar stage te lopen op de afdeling radiologie van het toenmalige Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. Eenmaal in het ‘vrije westen’ besloot hij om niet meer terug te keren naar Roemenië. Een duwtje in de rug was dat juist in 1972 Ceausescu een ‘Mini Culturele Revolutie’ afkondigde na een bezoek aan China en Noord-Korea. Het hoofd van de röntgenafdeling van het WG bood hem toen een baan aan als arts assistent. In 1973 werd hij erkend als specialist en aangesteld als wetenschappelijk hoofdmedewerker in het Academisch Ziekenhuis in Leiden. Daar voltooide Radu in 1988 zijn dissertatie. Zeven jaar later volgde zijn benoeming tot hoogleraar radiologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, waar hij een jaar later als afdelingshoofd en opleider actief werd. Dat zette hij voort tot zijn pensionering in 2006. Sinds de val van het communisme is hij bezig geweest met de postuniversitaire opleiding van jonge radiologen in Roemenië. Daarvoor werd hij uiteindelijk ook onderscheiden, onder meer als officier in ‘The National Order of the Faithful Service’ van Roemenië.

Hoe bent u in Nederland gekomen?

Ik ben in 1972 volkomen toevallig in Nederland gekomen, het was geen bewuste keus. In 1970 werd het Roemeense Ministerie van Gezondheid meerdere internationale beurzen aangeboden voor jonge specialisten. Er waren natuurlijk enkele voorwaarden: ze moesten een goede professionele voorbereiding hebben die moest blijken uit de resultaten van examens en competities en ze moesten ook een aantal vreemde talen goed beheersen, in het bijzonder Engels, Duits of Frans.

In 1970 kreeg ik een uitnodiging om op het ministerie te komen en toen werd mij verteld dat ik op een lijst was gezet met jonge specialisten die in aanmerking komen voor een eventuele beurs in het buitenland. Ik was een jonge radioloog, ik had mijn specialisatie net afgerond en werkte bij een polikliniek van het Brâncoveanu ziekenhuis. Ook zei men tegen mij dat ik niet te veel moest verwachten.

Bijna een jaar later werd ik weer uitgenodigd op het ministerie en kreeg ik te horen dat er in Engeland geen werk meer is. Maar ik wist niks van werk in Engeland. Ik zat in het universitaire schermteam en met dat team was ik in december 1971 naar een wedstrijd in Polen geweest. Na die wedstrijd keerde ik terug naar mijn werk bij de polikliniek en vond ik een notitie waarop stond dat ik het ministerie moest bellen. Ik kreeg mevrouw Marinescu aan de lijn, die de relaties met specialisten en met het buitenland in haar portefeuille had. Zij vroeg mij: waar hangt u uit meneer? Op maandag 5 januari dient u in Nederland te zijn. Uw paspoort en vliegticket zijn al geregeld. En zo kreeg ik halverwege december te horen dat ik twee weken later naar Nederland moest vertrekken voor een periode van zes maanden. Dus zo ben ik hier gekomen.

 

En u bent ook in Nederland gebleven.

Ja, hoe ik hier ben gebleven is weer een ander verhaal. Nadat Nicolae Ceaușescu in 1972 terugkwam van een bezoek aan China en Noord-Korea, was hij erg onder de indruk van wat hij daar gezien had. Het was toen de periode van maximale dictatuur van het proletariaat in die landen, zonder enige vorm van ontspanning en Ceausescu bracht in Roemenië de zogenaamde mini-culturele revolutie op gang, met andere woorden, hij draaide de duimschroeven flink aan op iedere vorm van vrijheid: vrijheid van meningsuiting, bewegingsvrijheid en hij profiteerde tijdens de interne machtsstrijd ook van zijn macht om zich te ontdoen van politieke rivalen en zich door slechts zijn eigen mensen te laten omringen. Tegen die achtergrond begon ik te overwegen om niet meer naar Roemenië terug te keren. Mijn baas van mijn werk in Amsterdam vond dat ik voldoende professioneel geschoold was en hij bood mij aan om bij hem te blijven, waardoor ik voor het dilemma kwam te staan of ik dat wel of niet moest doen.

Tegenwoordig kan men enkele keren per jaar heen en weer gaan naar Roemenië, maar met de omstandigheden die er toen in Roemenië waren, werd in een ander land blijven gezien als een daad van verraad waarop gevangenisstraf kon volgen en het weerzien van je familie was vrijwel onmogelijk. Bovendien moest de familie in Roemenië ook lijden als een familielid in het buitenland bleef.

Toen ik besloot om in Nederland te blijven was ik 30 jaar oud. En ik bleef omdat mij een droombaan werd aangeboden die in Roemenië niet te vinden was: een baan in een universitair ziekenhuis van Europese statuur – het Wilhelmina Gasthuis- erg goed uitgerust en met medisch personeel dat internationale bekendheid genoot. Het hoofd van de radiologie afdeling in Amsterdam was een wereldberoemde professor vanwege enkele ontdekkingen die de ontwikkelrichting van ons beroep daadwerkelijk hebben veranderd. Daarom was het voor mij een eer en een geweldige uitdaging en besloot ik om te blijven.

En zodat u begrijpt dat ik niet in het bijzonder voor Nederland had gekozen, vertel ik u dat ik me in de periode van en na de beurs heb voorbereid op het toelatingsexamen voor de Verenigde Staten, wat ik ook gemaakt heb. Ik overwoog toen om mijn loopbaan in de Verenigde Staten te vervolgen. Ik ben daar niet aangekomen, maar het toelatingsexamen kwam goed uit voor mij, want ik heb in een jaar tijd al mijn kennis van de medische faculteit opgehaald en geactualiseerd, want het is een erg moeilijk examen.

 

Maar wat voor erkenningsmechanisme was er toen voor het doktersdiploma, gezien het feit dat Roemenië toen nog ver verwijderd was van de Europese Unie?

 

In die tijd lag de erkenning van een specialisten diploma bij het hoofd-professor van de kliniek, die van het ministerie de taak had gekregen om het medisch personeel te specialiseren. In het ziekenhuis in Amsterdam overwoog men na een jaar tijd dat ik op hun niveau zat. Ze hadden mij vanaf de eerste dag aan het werk gezet. Ik moet zeggen dat ik gedurende het eerste jaar erg veel gewerkt heb. Ik was alleen, had geen gezin en er was een verschil met Boekarest, waar een radioloog om 13.30u naar huis ging, hier werkte ik tot 18.00u. Overdag was ik op de kliniek en ’s avonds leerde ik de taal en bereidde ik me voor op het examen voor Amerika. Na een jaar werkte ik schouder aan schouder met Nederlandse collega’s en na anderhalf jaar werd ik Nederlands specialist, met de goedkeuring van de professor.

 

Hoe was het begin hier?

De strijd met de eenzaamheid speelde een rol, je kunt soms lijden vanwege eenzaamheid. In die tijd waren er weinig Roemenen in Nederland en er gingen soms weken of zelfs maanden voorbij zonder dat ik een woord Roemeens sprak of hoorde om mij heen. Er waren enkele Nederlanders, met name een Nederlandse dame, Tilly Klomp, die zich over mij ontfermde. Zij was in Roemenië geboren in een gemeenschap van Nederlandse immigranten die voor de Roemeense tak van Shell-Astra werkten, die voor de oorlog de Roemeense olie exploiteerde. Die mevrouw Klomp heeft veel goede dingen gedaan voor Roemenië en met veel liefde denk ik aan haar terug.

Zij was degene die voor mij de benodigde documenten uit Roemenië bracht, die zij van mijn moeder had gekregen. Ik sprak met mijn moeder via de telefoon. In het begin was ze erg bang en daarna heel verdrietig. Zij is ook door periodes van verlies gegaan. Het lukte mij om haar na de aardbeving van 1977 weer te zien, dankzij de tussenkomst van de Nederlandse ministerie van Economische Zaken en later minister-president, Ruud Lubbers. Ik kwam erachter dat hij een bezoek zou brengen aan Roemenië vanwege de handelscontracten, Roemenië had toen belangrijk handelscontracten met Nederland en ik had hem een brief gestuurd waarin ik hem vertelde wie ik was. Ik was in de tussentijd afdelingshoofd geworden in het universitaire ziekenhuis in Leiden en ik vroeg hem of hij mij kon helpen om mijn moeder te zien. Ik vertelde hem ook dat ik begreep dat hij officieel niet veel kon doen maar dat er onofficieel manieren zijn die resultaat opleveren. Na zijn bezoek aan Roemenië, werd mijn moeder opgeroepen bij het paspoortkantoor en werd haar verteld dat haar paspoortaanvraag was goedgekeurd, een aanvraag die ze naar haar laatste afwijzing niet meer had ingediend. En zo kwam mijn moeder in Nederland, met een gebroken arm in het gips, die ze had opgelopen tijdens de aardbeving.

 

U bent deze weg alleen begonnen, dat betekent dat u mevrouw Anca Manoliu hier hebt ontmoet.

We kenden elkaar al in Roemenië. Anca kreeg een beurs voor Parijs, ook onbetaald door de Roemeense staat. Anca is psycholoog. In die periode hebben we elkaar ontmoet en veel tijd samen doorgebracht, ik nodigde haar uit in Nederland en ik ben ook in Parijs geweest. We besloten om met elkaar te trouwen, dat is nu 45 jaar geleden.

 

 

Hoe kijkt u aan tegen al deze jaren?

Ik heb geen seconde spijt van de beslissing van toen. Ik kan niet zeggen dat het zuiver mijn verdienste was, want je moet in het leven ook een beetje geluk hebben, de omstandigheden moeten meezitten en deuren moeten open gaan. In Roemenië had ik het gevoel dat ik alleen maar voor gesloten deuren kwam te staan, die niet open gingen. Ik wilde een universitaire carrière en gezien de resultaten die ik behaald had voor alle examens en concours was ik daarvoor gerechtigd, maar er gingen nergens deuren open voor mij. Ik zag alleen maar blikken die de andere kant op keken, terwijl ik in Nederland de blikken op mij gericht zag. De deuren gingen open en het was een heel mooi proces.

Het was toen de tijd van de afscheiding van Roemenië, wat inhield dat ik 18 jaar lang niet in Roemenië kon komen. Daarna kwam het moment van bevrijding, toen het communisme viel en toen ik opnieuw Roemenië binnen kon komen, dat was op 1 januari 1990. Samen met een Nederlander heb ik een week lang door Boekarest gelopen en interviews afgenomen met enkele vertegenwoordigers van het voormalige communistische apparaat, waaronder sommigen die betrokken waren bij de verandering, maar ook enkelen die veel hadden geleden in de communistische tijd. De interviews werden afgenomen voor de VPRO en werden tijdens meerdere uitzendingen uitgezonden. Ik was de tolk voor die journalist en de opnames bestaan nog steeds.

 

Hoe verliep de aanpassing aan de Nederlandse maatschappij?

Je kunt niet direct doordringen in de Nederlandse maatschappij. Aan de oppervlakte leek alles mij in het begin normaal, dat de mensen hetzelfde zijn als bij ons, dat ze op dezelfde manier lachen als wij en op dezelfde manier reageren als wij. Jaren later kwam ik er geleidelijk achter dat het een cultuur is met veel waarden die op veel manieren anders zijn dan de onze. Het was geen culturele schok, maar een geleidelijke ontdekking.

Ik heb ontdekt dat het burgerlijke besef niet inhoudsloos is. Het burgerlijke besef houdt in dat je geïnteresseerd bent in wat er in je omgeving gebeurt en je gelooft dat je iets goeds kunt bijdragen aan het geheel. In Roemenië, zowel tijdens het communisme als ook nu nog, leden en lijden de mensen aan een soort cynisme. In Roemenië is het burgerlijke besef moeilijk te ontdekken. Hier zijn het geen lege woorden.

In de geneeskunde bestaat er een continuïteit in de zorg voor de patiënt. De patiënt, de zieke, wordt expliciet overgedragen en wordt niet in een leegte gelaten. In Roemenië voel je nu nog steeds dat de zieken aan het lot worden overgelaten tussen de ene en de andere specialist en tussen het ene en het andere ziekenhuis. Dat weet ik omdat ik daar nog vrienden en familie heb. Hier ontfermd het systeem zich over je en laat je niet in de steek.

Een ander aspect: Roemenen hebben geen financiële en administratieve scholing. Ik heb die ook niet gehad. Nederlanders worden echter van jongs af aan voorbereid, vanaf de schooltijd. Ik weet niet of het nu nog zo is maar in het verleden, toen onze dochters op school zaten, hadden ze een vak genaamd hoofdrekenen, waar je in je gedachten leert rekenen, iets wat voor Nederlanders belangrijk is omdat het een handelsnatie is. Wij hebben zoiets in Roemenië niet gehad en ik denk dat zoiets ook nu nog niet wordt onderwezen. Maar we hebben nu natuurlijk computers.

In mijn tijd was er een uitdrukking waarmee we de draak mee staken: het woord ‘houding’. Op momenten waarop kritiek en zelfkritiek werd gegeven hoorde je: de kameraad heeft een verkeerde houding. Of: de houding van de kameraad is niet in lijn met de beginselen van onze werkzame staat. Of: de kameraad heeft een houding van burgerlijke bekrompenheid. Het ergste was het als men over je zei dat je een ‘ongezonde houding’ had. Wij beschouwden die uitdrukkingen als instrumenten om schrik aan te jagen, waar je alleen maar om kunt lachen. In Nederland is het begrip ‘houding’ iets reëels en belangrijks. Een dokter leert tijdens zijn medische opleiding vier dingen: kennis, vaardigheden, empathie en houding. De houding is één van die vier basiselementen van de Nederlandse cultuur. Op welke school of universiteit in Roemenië wordt geleerd dat een ingenieur de houding van een ingenieur moet hebben ten opzichte van zijn klanten en een dokter de houding van een dokter moet hebben? Dat is niet per se hetzelfde.

 

Hoe voelt u zich in de Nederlandse maatschappij?

Ik voel me thuis. En het is ook natuurlijk dat het zo is na 45 jaar te hebben gefunctioneerd en vooruitgekomen te zijn in de maatschappij. Wat betekent het dat je je thuis voelt? Het betekent dat je de mensen om je heen begrijpt, dat je begrijpt hoe de maatschappij in elkaar zit en welke geschreven en ongeschreven regels er bestaan.

Het is zeker dat ik Nederlands spreek met een accent en dat zij direct horen dat ik geen geboren Nederlander ben, maar dat maakt niet uit. De Nederlandse maatschappij is in die 45 jaar heel veel veranderd. Toen ik hier kwam waren er niet zo veel buitenlanders, de maatschappij is meer divers geworden en is ook geseculariseerd.

 

Wat betekent succes voor u?

Succes betekent dat je wensen en plannen werkelijkheid worden. Er zijn allerlei maateenheden zoals bijvoorbeeld het aantal verkochte cd’s of het optreden op televisie van bekende personen. Voor hen die niet publiek actief zijn bestaat het succes uit een zeer persoonlijke maateenheid, die te maken heeft met zelfvoldaanheid.

Ik denk dat het een heel moeilijke vraag is, want de antwoorden kunnen hypocriet zijn. Maar je moet ergens over dromen, je moet iets willen. Wil je niks, dan bereik je ook niks.

 

Hoe verhoudt u zich tot de Roemeense gemeenschap in Nederland?

Er is veel los zand, veel fragmentatie en heel weinig collectiviteit. Ik verwacht geen eenheid, want er is een grote verscheidenheid aan persoonlijkheden, wat betreft beroepsgerichte studie, opleiding en motivatie. Ik begin nu het begin te zien van een organisatie, zoals bijvoorbeeld de Stichting Roemenen voor Roemenen in Nederland. Door de jaren heen zijn er meerdere pogingen gedaan, maar ik begin nu meer samenhang te zien, er zijn meer Roemenen die onderling contact zoeken. En als de wens tot contact er is, groeien de overlevingskansen van een culturele stichting of activiteiten.

Bovendien bleef ik in de periode dat ik hier kwam ver van de Roemeense ambassade, het was een instrument van de communistische staat, ik identificeerde het met spionage, terecht of onterecht, maar dat was de perceptie. Pas na 1990 heeft de Roemeense ambassade het vertrouwen van de Roemenen in Nederland weer langzaam terug gewonnen. De ambassade speelt nu een positieve rol.

Een andere belangrijke factor is de kerk. Veel Roemenen zijn religieus, gelovig. De eerste Roemeense kerk in Nederland werd geopend door priester [Ioan] Dură in Schiedam.

Wij hebben het gezelschap van andere Roemenen nooit gemeden. We hebben een vrij grote groep Roemeense vrienden en ik neem vaak deel aan activiteiten van de gemeenschap en ik ondersteun sommige culturele activiteiten zelfs ook vaak financieel.

En ik wil graag nog iets noemen. In 1987 hebben we – niet alleen ik – een politiek protestforum opgericht tegen het communisme in Roemenië, het Roemenië Comité, een stichting die de aandacht van het publiek wilde richten op de onacceptabele dingen die in Roemenië plaatsvonden. Zulke stichtingen zijn er ook voor andere landen geweest: Angola, Zuid-Afrika en andere voormalig communistische landen. Onze voorzitter was Sorin Alexandrescu, die naar Roemenië is teruggekeerd en onze secretaris was Jan Willem Bos en ik was de vice-voorzitter. Twintig jaar lang hebben we ook een tijdschrift gehad, Roemenië Comité. In die periode hebben we een flink geldbedrag verzameld waarmee we culturele activiteiten financierden die in verband stonden met Roemenië. We hebben deze stichting onlangs opgeheven omdat het haar doel bereikt heeft.

 

Welk advies zou u geven aan een Roemeen die nu naar Nederland zou willen komen?

Denk goed na of je niet in Roemenië een leven kan opbouwen dat je voldoening en tevredenheid kan geven. Als je toch besluit om te vertrekken, moet je goed weten wat je wil, je moet goed weten wat je vaardigheden zijn en je moet in staat zijn om je aan te passen en je diep gewortelde gewoontes te veranderen. Als je in Nederland wil blijven, moet je weten waarom. En als je besluit om langere tijd te blijven, investeer dan veel in het leren van de Nederlandse taal.

 

Interview door Claudia Marcu

Vertaling door Daniël Schenkeveld

Portret foto: Cristian Călin –  www.cristiancalin.video

 

Facebook
Google+
Twitter
LinkedIn