Vlad Niculescu-Dincă

“”Het is moeilijk om raad te geven want iedere situatie is anders. En ik houd er ook niet echt van om raad te geven. En toch zou mijn suggestie zijn dat iedereen zichzelf de vragen stelt wat betreft de redenen van vertrek. Ook al heb je niet alle antwoorden, neem dan in ieder geval die filosofische stappen, dat zelfonderzoek. Vanuit mijn ervaring kan ik zeggen dat Nederland een heel mooi land is om in te leven en tegelijkertijd is het heel mooi om Nederland naar Roemenië te brengen en Roemenië naar Nederland.””
Dr. Vlad Niculescu geeft les en is onderzoeker in Den Haag aan het Instituut voor Veiligheid en Mondiale Aangelegenheden van de Universiteit Leiden. Hij behaalde zijn doctoraat in 2016 aan de Universiteit van Maastricht met de thesis: Policing Matter(s). Towards a sedimentology of suspicion in technologically mediated surveillance. In 2017 ontving hij de Early Career prijs van de Gemeenschap voor Filosofie en Technologie. Vlad heeft een masterdiploma van de Universiteit van Twente in de wetenschaps-, technologie- en maatschappijfilosofie en heeft studieprogramma’s afgesloten aan de TU Eindhoven en aan de Technische Universiteit van Boekarest. Lievelingsproject: Roemeense school in Eindhoven, www.scoalaromaneasca.eu

Hoe ben je in Nederland gekomen?

In het kort: ik ben hier voor mijn studie gekomen, maar de route is wat gecompliceerder. Ik zou niet zeggen dat ik één keer ben gekomen, maar zo’n drie keer. Het is drie keer een nieuw begin, ieder begin met zijn eigen verhaal. De eerste keer was het een liefdesverhaal, het tweede begin was een verhaal van zoektochten en herontdekken en het derde, huidige verhaal is het strijdverhaal.

De eerste periode begon in 2003, toen mijn vrouw een studiebeurs had gekregen in Brussel. Ik wilde bij haar zijn en daarom heb ik ook naar meerdere studieprogramma’s gekeken in mijn vakgebied, zo dicht mogelijk in de buurt van Brussel en ik werd toegelaten aan de Universiteit van Eindhoven. Dus ik noemde het een liefdesverhaal want ik ben achter mijn vrouw aan gekomen, maar het was ook liefde op het eerste gezicht tijdens de eerste kennismaking met Nederland: ik waardeerde de netheid, de stoepranden die met grote precisie zijn gelegd, een eerste detail wat mij opviel. Kortom, alles was prachtig.

We hadden toen in overweging genomen dat de afstand tussen Eindhoven en Brussel relatief klein is en dat we zo allebei door konden gaan met onze studie en elkaar ook zo vaak mogelijk konden zien. Maar we kwamen er vrij snel achter dat er tussen deze twee steden geen directe treinverbindingen zijn, ook al is de afstand relatief klein. En aangezien we in die tijd geen auto hadden en studenten waren met beperkte financiële middelen, hebben we vaak liftend gereisd. Als ik nu terugkijk, kan ik zeggen dat het een hele mooie periode is geweest, waarin ik een ander Nederland heb leren kennen dan die van het bedrijfsleven of de universitaire wereld. Ik weet niet of u het weet, maar in Nederland is liften niet gebruikelijk. We stonden daar alleen aan de oprit van de snelweg, maar we waren dat gewend uit onze studententijd. Ik denk dat we de Nederlanders verrast hebben en dat we daarom nooit meer dan 15 tot 20 minuten hoefden te wachten. Ik heb dus het Nederland leren kennen van de mensen die het risico namen ons in de auto te nemen en zo hebben we veel mooie en interessante verhalen gehoord.

Aan het einde van dat studieprogramma, een ingenieursdoctoraat wat twee jaar en negen maanden duurde, besloten we om terug te gaan naar Roemenië. En we zijn teruggegaan, maar ik ontdekte dat er iets met mij was gebeurd in Nederland. Ik was blootgesteld aan een andere kijk op technologie, een andere manier van denken over wat het betekent om een goede software ingenieur te zijn. Ik begon in bredere zin het verband te zien tussen technologie en de maatschappij, tussen technologische, filosofische en ethische kwesties en ik heb meerdere discussies gehad met professors in de filosofie van technologie van universiteiten en van de studieprogramma’s in Nederland.

Toen ik in Roemenië was, kreeg ik op een gegeven moment een telefoontje van een coördinator van een dergelijk studieprogramma, die mij de mogelijkheid aanbood om een masterprogramma te volgen in wetenschaps-, technologie- en maatschappijfilosofie aan de Universiteit van Twente. Dat was het tweede begin, in 2007, dat ik een periode zou noemen van zoektochten en herontdekken. Vanuit professioneel oogpunt was het voor mij een verandering vanuit de software industrie, waar ik in actief was, naar de filosofie van technologie. Na die periode volgde een doctoraat aan de Universiteit van Maastricht, dat mij de mogelijkheid gaf om langs dezelfde onderzoekslijn door te gaan met het herontdekken van de filosofie van technologie, toegepast op de problematiek van de informatietechnologieën. Ik zou zeggen dat deze periode ten einde kwam met het behalen van het doctoraat en het ontvangen van de Early Career prijs in 2017 van de Gemeenschap voor Filosofie en Technologie.

Halverwege het doctoraat begon de periode van strijd, zoals ik die noemde, die niet te maken had met mijn professionele loopbaan, maar het heeft die loopbaan wel beïnvloed: onze tweeling werd geboren en zonder in detail te treden, zeg ik dat ze beiden een medisch probleem hebben. Het was en is een periode van strijd voor ons als gezin, maar tegelijkertijd is het ook een periode van vervulling en herontdekking, misschien juist omdat we in de situatie kwamen om te strijden.

 

Hoe kijk je aan tegen al deze jaren?

Ik zou zeggen dat het mooie jaren zijn geweest maar ook met moeilijkheden; jaren van zoeken maar ook van herontdekkingen; van opbloeien, maar ook van volwassen worden. Maar de constante in al deze jaren was de vraag naar identiteit. Het probleem van het zich verhouden tot hetgeen in Nederland gebeurt in parallel tot datgene wat in Roemenië gebeurt. Ik weet nog steeds niet of ik antwoorden heb, maar ik probeer het in ieder geval. Ik kan zeggen dat ik in al die jaren twee grote categorieën van benaderingen heb leren kennen. Bij de ene is Nederland een tijdelijke ruimte en Roemenië is het referentiepunt, waarbij zaken worden beoordeeld in termen van ‘hier is het slechter, daar was het beter’. Het tweede model is die van ‘hier is het beter, daar was het slechter’.

Ik herken in mijn eigen houding delen van beide benaderingen, maar ik denk dat ik in al die jaren vooral geprobeerd heb om het goede te zien van beide landen. Mijn metafoor voor die benadering is het beeld van een brug tussen die twee landen. Deze metafoor vertaalt zich concreet in de manier waarop we geprobeerd hebben om de Roemeense school in Eindhoven op te richten.

 

We komen zo bij de school in Eindhoven maar ik zou je eerst willen vragen wat jouw thuis is?

‘Thuis’ is op die brug waar ik het over had, tussen Nederland en Roemenië. Probeer je voor te stellen dat je tussen die twee ruimtes in bent. Want Roemenië is een emotionele, culturele en intellectuele ruimte die niet wordt afgebakend door geografische grenzen. Het is een brug met twee sterke pilaren. Als je in een ander land woont dan in Roemenië, word je gedwongen om je te verhouden tot zowel het land waarin je bent als ook tot het land waar je vandaan komt. Uit die spanning, waar we allemaal mee worstelen, komen verschillende modellen. Ik bevind me op deze brug, waarop de spanning productief wordt, een spanning die als een antwoord kwam op een reeks twijfels en vragen: waar komen we vandaan, hoe verhouden we ons tot Nederland, wat betekent Roemenië voor ons? Ik wilde niet voor één van deze twee kanten kiezen, voor de modellen waar ik naar verwees, het ene model waarin mensen totaal breken met Roemenië en het andere model waarbij mensen altijd emotioneel vluchten naar Roemenië, omdat het weer slecht is hier, je het eten niet kunt vergelijken, onze tomaten beter zijn, etc.

 

Maakt de Roemeense school deel uit van deze brugstructuur?

Ik zou zeggen dat we door de manier waarop ieder van ons bijdraagt, want het is niet alleen maar mijn project, maar een gemeenschapsproject, proberen om beide pilaren van de brug te ondersteunen zonder tegenstellingen. We behouden een Roemeense culturele identiteit zonder in conflict te komen met de Nederlandse maatschappij. Sterker nog, we proberen ook elementen uit de Nederlandse georganiseerde cultuur, de Nederlandse teamgeest, het Nederlandse streven naar kwaliteit, in te brengen in de manier waarop we activiteiten vormgeven op de Roemeense school.

Dit jaar bestaat de school zes jaar. Het is niet alleen maar begonnen vanuit een onrust in de gemeenschap, maar vanuit een behoefte om goed met de kinderen om te gaan. Eén van de dimensies van de school is om kinderen te helpen om onze cultuur, denkwijze en taal te begrijpen en ook die van hun grootouders. En we zien nu, na zes jaar, dat heel veel kinderen die naar onze school zijn gekomen, erin geslaagd zijn om de verschillen op een harmonieuze manier te begrijpen. Ze kunnen goed in Nederland leven zonder hun Roemeense wortels te vergeten. Aan de andere kant heeft de school ook een sociale functie voor de kinderen. Het zijn niet alleen maar leerlingen, het zijn vanaf nu ook vrienden geworden. In de pauze vinden ze het fijn om te socialiseren en sommigen zijn ook buiten de school om goede vrienden geworden.

 

 

Wat heb je geleerd van de Nederlandse maatschappij?

Dat is lastig om daar een antwoord op te geven, juist vanwege de ontelbare transformatieprocessen waar ik in deze periode doorheen ben gegaan. En toch kan ik zeggen dat ik de open houding heb gewaardeerd, het vertrouwen in de toekomst dat ik hier heb gezien, meer dan in Roemenië. Daarnaast heb ik de welbekende Nederlandse eerlijkheid gewaardeerd, ook al kan ik nu zeggen dat er ook in de Nederlandse maatschappij een diplomatie bestaat van dingen waar je wel en niet over praat.

 

Hoe waardeer je de beslissing om hier te blijven?

Zoals ik u vertelde, had ik 15 jaar geleden niet de gedachte om hier te blijven, dat was ook de reden waarom we naar Roemenië zijn teruggegaan. En ook nu kan ik niet spreken in termen van ‘’blijven’. Ik ben behoorlijk serieus wat betreft de brug waar ik over vertelde. Ik denk in ieder geval niet in geografische termen. Zeker, ik ben hier actief, ik doe onderzoek, geef cursussen, ik ben goed verankerd in de Nederlandse maatschappij, zowel professioneel als via de kinderen. Ik denk echter emotioneel niet in termen van ‘hier’ en ‘daar’. Ik probeer echt op die brug te blijven. En ik voel me goed zo.

 

Wat betekent succes voor jou?

Dat woord heb ik niet echt in mijn persoonlijke woordenschat. De notie roept bij mij meer een sociale constructie op en in die zin zijn de criteria voor die constructie vooral extern, bepaald door anderen. Het is riskant voor een levensstrategie. Ik denk liever in termen van vervulling, de voldoening van hetgeen je goed doet. Op die manier lijkt succes meer op een effect, min of meer vergankelijk, dat komt en gaat. Zeker, filosofisch gezien bestaat er geen scheiding tussen de persoonlijke en de sociale sfeer. In die zin verheug ik me steeds als ik bedankjes krijg van studenten of van de kinderen van de Roemeense school. Dus ik kan zeggen dat ik succes heb gehad met ‘de kleintjes’, toch? Ik verheug me evenzeer als ik mijn kinderen na veel pogingen de eerste stapjes zie zetten of hun eerste woord zeggen. En dat geeft persoonlijke voldoening.

 

Welke raad zou je geven aan een Roemeen die nu naar Nederland zou willen komen?

Het is moeilijk om raad te geven want iedere situatie is anders. En ik houd er ook niet echt van om raad te geven. En toch zou mijn suggestie zijn dat iedereen zichzelf de vragen stelt wat betreft de redenen van vertrek. Ook al heb je niet alle antwoorden, neem dan in ieder geval die filosofische stappen, dat zelfonderzoek. Vanuit mijn ervaring kan ik zeggen dat Nederland een heel mooi land is om in te leven en tegelijkertijd is het heel mooi om Nederland naar Roemenië te brengen en Roemenië naar Nederland.

 

 

Interview door Claudia Marcu

Vertaling door Daniël Schenkeveld

Portret foto: Cristian Călin –  www.cristiancalin.video 

Facebook
Google+
Twitter
LinkedIn