Ana Maria Oprescu

“”Wat ik hier ook prettig vind, is dat een ambtenaar nooit steekpenningen van je zal verwachten. Nooit! Als ik denk dat iets eenvoudiger opgelost zou kunnen worden, biedt ik hem een alternatief aan en hebben we een dialoog: ‘Heeft u aan die oplossing gedacht?’ ‘Ah, ja, zeker, dat zou een goeie zijn.’ Of: ‘Nee, dat kan niet.’ ” “
In 2004 studeerde Ana Maria Oprescu af aan de faculteit ‘Automatic Control and Computers (Politehnica)’ in Boekarest. In hetzelfde jaar had ze haar eerst (reis)ervaring in het buitenland vanwege haar trip naar Singapore om haar afstudeerscriptie voor te bereiden. Dat was de periode dat ze haar eerste stappen zette in het leren en accepteren van verschillende culturen en samenlevingen. In 2006 verhuisde ze naar Amsterdam om een Masterstudie te doen aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Eenmaal hier besloot ze zich definitief in Nederland te vestigen. Daarop volgde een ‘promotie-avontuur’ op het terrein van cloud computing aan de VU. Vervolgens werd ze post doctoraal onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de VU. Vandaag de dag coördineert ze voorstellen voor master studies en is ze docent bij het Master programma ‘Software Engineering’ aan de UvA. In haar vrije tijd vindt Ana het maken van juwelen zeer therapeutisch.

Hoe ben je in Nederland gekomen?

Ik ben via Singapore in Nederland gekomen. Zo ontdekte ik het masterprogramma dat ik in Nederland ben komen doen. Via de Technische Universiteit van Boekarest kwam ik in Singapore door middel van een uitwisselingsprogramma met de National University van Singapore. Het wordt een uitwisselingsprogramma genoemd maar eigenlijk gingen alleen studenten uit Roemenië voor zes maanden naar Singapore om hun project af te ronden voor het onderzoek diploma. Ik had een Roemeen als collega in het laboratorium, Mihai Lupu en via hem heb ik een professor leren kennen die Andy Tanenbaum kende, degene die informatica-bijbels heeft geschreven.

Dat is mijn vakgebied, mijn doctoraat heb ik gedaan op het gebied van cloud computing en mijn master in high-performance distributed computing. Op dit moment geef ik les aan de groep software ontwerpers, van wie ik ook de masterscripties coördineer. Daarnaast geef ik ook enkele cursussen over het testen van software. Ik ben ook actief op het Amsterdam University College, waar ik lesgeef in geavanceerd programmeren aan studenten in het tweede en derde jaar van de bachelor.

Ik had een studiebeurs voor vier en half jaar aan de Technische Universiteit van Boekarest, daarna had ik de afgelopen twee jaar een beurs voor excellentie. Ik kan zeggen dat ik aan de top zat van de mensen van de wiskundefaculteit. De enige reden die tot deze beslissing heeft geleid, is dat ik naast Andy Tanenbaum zou werken. Omdat ik op de universiteit tussen de topmensen zat, vertaalde ik een groot deel van zijn boeken, de eerste uitgaven die in het Roemeens zijn vertaald. Ik kende de ‘bijbels’ bijna uit mijn hoofd en toen die mogelijkheid zich voordeed, zei ik tegen mezelf: ja, absoluut, ik ga dit hoe dan ook proberen.

Mijn komst naar Nederland ging via de master Computer Science in 2004. Het was erg lastig want ik heb een maand lang thuis gewacht op de kostbare stempel die me toestemming zou geven om mijn verblijfsvergunning op Nederlands grondgebied af te wachten. Als je zonder die stempel Nederland in reist, loop je het risico om uitgezet te worden zonder de mogelijkheid om terug te keren. Om die reden heb ik ook de eerste maand van het semester gemist, omdat ik thuis zat te wachten. En eindelijk brak ook dat moment aan, op een regenachtige en erg slechte dag, toen ik in Nederland aankwam.

Wat in mijn geheugen gegrift staat, is dat ik toen tegen mijn moeder zei dat Nederlanders waarschijnlijk wat achterlijk zijn, want ze glimlachen op straat naar je zonder je te kennen. Je kijkt op, de blikken kruisen elkaar en je kent elkaar niet maar ze hebben een brede glimlach. Ik begreep het niet. Toen ik naar het Nemo museum ging in Amsterdam, waar de zone van intimiteit wordt uitgelegd en hoe je je bedreigd voelt in je intieme sfeer door omgang met mensen die te dichtbij komen, begreep ik dat het een mechanisme is waarmee je aangeeft dat het in orde is dat onze blikken elkaar kruisen, ik voel me niet door jou bedreigd, alles is goed.

 

Hoe was het begin?

Dat was niet makkelijk. Mijn motivatie was het probleem niet. Het aanpassen was verschrikkelijk: aan het weer, aan een compleet andere cultuur als die van ons, de mensen leken mij erg koel. Ze glimlachen op straat maar ze zijn heel koel. Dat begreep ik niet. Daarna is de situatie langzaamaan veranderd. Ik had veel Nederlandse medestudenten in mijn master. Het was een topmaster, met 14 á 15 studenten. Ze probeerden uit deze studenten toekomstige doctoraat studenten te kiezen en hen ook voor het doctoraat voor te bereiden. Een groot deel van het masterprogramma had te maken met het bestuderen van literatuur, onderzoek en zelfs een deel ontwerp. Eén van de cursussen was het schrijven van een onderzoeksproject.

Doordat ik deze Nederlanders leerde kennen, begon ik hun persoonlijkheid en hun cultuur beter te begrijpen. Hier valt veel over te zeggen. Ik heb een Nederlandse vriend gehad en heb ook zijn oma leren kennen, ik vond haar geweldig. Op een gegeven moment vertelde men mij dat ze naar een opvang zou verhuizen. Mijn maag draaide om en dat heb ik ook tegen zijn moeder verteld. Er ging wat tijd overheen en toen ik een huis zocht in Nederland kwam ik erachter dat er speciale flatgebouwen zijn voor mensen van boven de zestig. Die opvang was een gebouw waar zijn oma voor een lage prijs een appartement kocht en met de faciliteiten bij de prijs inbegrepen. Ze betaalde ongeveer 600 euro onderhoudskosten, de boodschappen brachten ze bij je aan de deur, twee á drie keer per week. Toen begreep ik dat het niet zo een opvang was als bij ons. Het was een soort hotel waar je je goed voelt met je leeftijdsgenoten en je je niet geïsoleerd voelt.

Het aanpassen begon door het praten met veel Nederlanders om mij heen en ik probeerde verklaringen te zoeken voor zaken om mij heen die mij abnormaal leken.

 

Wat voor abnormale zaken?

Het was een flinke schok toen ik hoorde dat moeders hier al zes weken na een bevalling weer gaan werken. In Roemenië blijf je de eerste twee jaar thuis. Nederlanders leggen het zo uit: wij willen kinderen opvoeden die zoveel mogelijk bekend zijn met de Nederlandse cultuur en samenleving. In de eerste plaats moet je je in de samenleving goed voelen en dat moet zo vroeg mogelijk beginnen. Iedereen heeft een andere mening over de eerste zeven jaar dat een kind thuis is, maar je moet het kind wel een goede leeromgeving verschaffen. Kinderen uit een Roemeense, Marokkaanse, Surinaamse, Afrikaanse cultuur, allemaal ontmoeten ze elkaar in de Nederlandse samenleving, ze moeten dezelfde waarden bespreken. Van Roemeense vrienden die hier wonen en kinderen hebben, heb ik gehoord dat ze blij zijn dat ze ook iets anders kunnen doen dan thuis blijven. Het is ook een vrijheid voor moeders. Er is ook sprake van de emancipatie van de vrouw, die hier in de jaren ’70 plaatsvond.

Een ander aspect houdt verband met de uitstekende omstandigheden die worden aangeboden aan kinderen in Nederlandse kinderopvangen. Dat is buitengewoon. Eén medewerker per twee baby’s, meer niet. Het is een andere soort verdeling van de uren voor de verzorging van het kind in de samenleving. Het systeem is veel meer gecentraliseerd dan in Roemenië. Dat zie je ook aan het omgaan met persoonlijke aktes. Je houdt je geboorteakte bijvoorbeeld niet thuis. Als je een bewijs nodig hebt, ga je naar het gemeentehuis in de gemeente waar je geboren bent, die je een uittreksel geeft dat je daar geboren bent, wat zes maanden geldig is. En zo gaat dat zo vaak als je het nodig hebt. In Roemenië is ieder mens zijn eigen kleine gemeentehuis: hij bewaart zijn eigen geboorteakte en ieder ander certificaat.

Na alle culturele shocks heb ik besloten dat ik hier voor onbepaalde tijd wil blijven, maar zonder Nederlands staatsburger te worden. Ik denk niet dat het nodig is. Ik denk dat de Europese Unie een plaats is waar je verschillende samenlevingen en culturen kunt ontdekken en je eigen nationaliteit kunt behouden. In de context van de politieke verkiezingen (van maart 2017) had ik een discussie met eenmoeder die ongeveer zo ging: Als het Geert Wilders wordt, wat doe je dan? Als het Geert Wilders wordt, ga ik waarschijnlijk naar een ander land, want dat zou betekenen dat Nederlanders geen mensen uit andere culturen meer in hun buurt willen hebben. Wie ben ik om hen iets anders voor te houden? Het is tenslotte hun samenleving.

 

Wat bevalt je in de Nederlandse maatschappij?

Wat mij bevalt: het ontbreken van sociale lagen zodat je kunt zeggen wat je wenst en wat je stoort, en als je dat zegt wordt het niet persoonlijk opgenomen. Hier kun je zeggen dat je beter iets anders had kunnen doen, dat er fouten worden gemaakt. Hier kun je jezelf zijn en kun je nieuwe interesses vinden. Niet dat je jezelf opnieuw moet uitvinden, maar dat je jezelf nieuwe houdingen en talenten kunt aanleren. Je voelt je in je element, zolang je de ander niet stoort in zijn element. Ik vind het fijn dat je geen ‘sociale dans’ moet uitvoeren in verschillende stijlen om te krijgen wat je verlangt. Je hoeft niet op een heel omslachtige manier te zeggen dat je geen thee maar water wilt. Op de lange termijn is zo een benadering vermoeiend.

Aan de andere kant denk ik dat de Nederlandse maatschappij meer empathisch zou moeten zijn. Als Nederlanders ook minder toeristische of verder gelegen plaatsen zouden bezoeken, zouden ze meer empathie en begrip ontwikkelen en zouden ze op een meer tactische manier feedback geven, niet zo direct.

Wat ik hier ook prettig vind, is dat een ambtenaar nooit steekpenningen van je zal verwachten. Nooit! Als ik denk dat iets eenvoudiger opgelost zou kunnen worden, biedt ik hem een alternatief aan en hebben we een dialoog: ‘Heeft u aan die oplossing gedacht?’ ‘Ah, ja, zeker, dat zou een goeie zijn.’ Of: ‘Nee, dat kan niet.’ Hier worden problemen gewoonlijk via de telefoon opgelost, niet via de mail, dat vinden ze niet echt fijn. Telefonisch wordt heel veel opgelost. Als het je niet bevalt, bel je nog een keer.

Ik heb veel geleerd. Mijn Duitse mentor uit Nederland heeft mij geleerd dat de kans veel groter is dat een persoon niet competent is en niet dat hij per se iets tegen jou heeft of een duivels plan heeft om dingen kapot te maken. Maar dat geldt ook voor mij. Je kunt beter aan je competenties werken, dan je zelf dwars te zitten. Het heeft mij erg geholpen, want deze dingen vertelde hij mij in het begin, toen ik hier aankwam. En het heeft mij geholpen om veel dingen in hun perspectief te zien. Ik noem dit, omdat ik denk dat het belangrijk is voor degenen die uit Roemenië komen, waar we, soms terecht, het gevoel hebben dat het iets persoonlijks is. Hier wordt niet gesproken over een stommiteit, maar simpelweg over het feit dat je niet het beste idee had op het juiste moment, je hebt een misstap gemaakt. De neiging bestaat om een dergelijke misstap te interpreteren als een bewuste fout van het individu of van een hogere macht, die natuurlijk tijd heeft om je in de weg te zitten, in plaats van kinderen in Afrika te redden. Als je die tip meerdere keren hoort, wordt het proces makkelijker en begin je te begrijpen dat er oplossingen bestaan.

 

 

Hoe ben je in Nederland gekomen?

Ik ben via Singapore in Nederland gekomen. Zo ontdekte ik het masterprogramma dat ik in Nederland ben komen doen. Via de Technische Universiteit van Boekarest kwam ik in Singapore door middel van een uitwisselingsprogramma met de National University van Singapore. Het wordt een uitwisselingsprogramma genoemd maar eigenlijk gingen alleen studenten uit Roemenië voor zes maanden naar Singapore om hun project af te ronden voor het onderzoek diploma. Ik had een Roemeen als collega in het laboratorium, Mihai Lupu en via hem heb ik een professor leren kennen die Andy Tanenbaum kende, degene die informatica-bijbels heeft geschreven.

Dat is mijn vakgebied, mijn doctoraat heb ik gedaan op het gebied van cloud computing en mijn master in high-performance distributed computing. Op dit moment geef ik les aan de groep software ontwerpers, van wie ik ook de masterscripties coördineer. Daarnaast geef ik ook enkele cursussen over het testen van software. Ik ben ook actief op het Amsterdam University College, waar ik lesgeef in geavanceerd programmeren aan studenten in het tweede en derde jaar van de bachelor.

Ik had een studiebeurs voor vier en half jaar aan de Technische Universiteit van Boekarest, daarna had ik de afgelopen twee jaar een beurs voor excellentie. Ik kan zeggen dat ik aan de top zat van de mensen van de wiskundefaculteit. De enige reden die tot deze beslissing heeft geleid, is dat ik naast Andy Tanenbaum zou werken. Omdat ik op de universiteit tussen de topmensen zat, vertaalde ik een groot deel van zijn boeken, de eerste uitgaven die in het Roemeens zijn vertaald. Ik kende de ‘bijbels’ bijna uit mijn hoofd en toen die mogelijkheid zich voordeed, zei ik tegen mezelf: ja, absoluut, ik ga dit hoe dan ook proberen.

Mijn komst naar Nederland ging via de master Computer Science in 2004. Het was erg lastig want ik heb een maand lang thuis gewacht op de kostbare stempel die me toestemming zou geven om mijn verblijfsvergunning op Nederlands grondgebied af te wachten. Als je zonder die stempel Nederland in reist, loop je het risico om uitgezet te worden zonder de mogelijkheid om terug te keren. Om die reden heb ik ook de eerste maand van het semester gemist, omdat ik thuis zat te wachten. En eindelijk brak ook dat moment aan, op een regenachtige en erg slechte dag, toen ik in Nederland aankwam.

Wat in mijn geheugen gegrift staat, is dat ik toen tegen mijn moeder zei dat Nederlanders waarschijnlijk wat achterlijk zijn, want ze glimlachen op straat naar je zonder je te kennen. Je kijkt op, de blikken kruisen elkaar en je kent elkaar niet maar ze hebben een brede glimlach. Ik begreep het niet. Toen ik naar het Nemo museum ging in Amsterdam, waar de zone van intimiteit wordt uitgelegd en hoe je je bedreigd voelt in je intieme sfeer door omgang met mensen die te dichtbij komen, begreep ik dat het een mechanisme is waarmee je aangeeft dat het in orde is dat onze blikken elkaar kruisen, ik voel me niet door jou bedreigd, alles is goed.

 

Hoe was het begin?

Dat was niet makkelijk. Mijn motivatie was het probleem niet. Het aanpassen was verschrikkelijk: aan het weer, aan een compleet andere cultuur als die van ons, de mensen leken mij erg koel. Ze glimlachen op straat maar ze zijn heel koel. Dat begreep ik niet. Daarna is de situatie langzaamaan veranderd. Ik had veel Nederlandse medestudenten in mijn master. Het was een topmaster, met 14 á 15 studenten. Ze probeerden uit deze studenten toekomstige doctoraat studenten te kiezen en hen ook voor het doctoraat voor te bereiden. Een groot deel van het masterprogramma had te maken met het bestuderen van literatuur, onderzoek en zelfs een deel ontwerp. Eén van de cursussen was het schrijven van een onderzoeksproject.

Doordat ik deze Nederlanders leerde kennen, begon ik hun persoonlijkheid en hun cultuur beter te begrijpen. Hier valt veel over te zeggen. Ik heb een Nederlandse vriend gehad en heb ook zijn oma leren kennen, ik vond haar geweldig. Op een gegeven moment vertelde men mij dat ze naar een opvang zou verhuizen. Mijn maag draaide om en dat heb ik ook tegen zijn moeder verteld. Er ging wat tijd overheen en toen ik een huis zocht in Nederland kwam ik erachter dat er speciale flatgebouwen zijn voor mensen van boven de zestig. Die opvang was een gebouw waar zijn oma voor een lage prijs een appartement kocht en met de faciliteiten bij de prijs inbegrepen. Ze betaalde ongeveer 600 euro onderhoudskosten, de boodschappen brachten ze bij je aan de deur, twee á drie keer per week. Toen begreep ik dat het niet zo een opvang was als bij ons. Het was een soort hotel waar je je goed voelt met je leeftijdsgenoten en je je niet geïsoleerd voelt.

Het aanpassen begon door het praten met veel Nederlanders om mij heen en ik probeerde verklaringen te zoeken voor zaken om mij heen die mij abnormaal leken.

 

Wat voor abnormale zaken?

Het was een flinke schok toen ik hoorde dat moeders hier al zes weken na een bevalling weer gaan werken. In Roemenië blijf je de eerste twee jaar thuis. Nederlanders leggen het zo uit: wij willen kinderen opvoeden die zoveel mogelijk bekend zijn met de Nederlandse cultuur en samenleving. In de eerste plaats moet je je in de samenleving goed voelen en dat moet zo vroeg mogelijk beginnen. Iedereen heeft een andere mening over de eerste zeven jaar dat een kind thuis is, maar je moet het kind wel een goede leeromgeving verschaffen. Kinderen uit een Roemeense, Marokkaanse, Surinaamse, Afrikaanse cultuur, allemaal ontmoeten ze elkaar in de Nederlandse samenleving, ze moeten dezelfde waarden bespreken. Van Roemeense vrienden die hier wonen en kinderen hebben, heb ik gehoord dat ze blij zijn dat ze ook iets anders kunnen doen dan thuis blijven. Het is ook een vrijheid voor moeders. Er is ook sprake van de emancipatie van de vrouw, die hier in de jaren ’70 plaatsvond.

Een ander aspect houdt verband met de uitstekende omstandigheden die worden aangeboden aan kinderen in Nederlandse kinderopvangen. Dat is buitengewoon. Eén medewerker per twee baby’s, meer niet. Het is een andere soort verdeling van de uren voor de verzorging van het kind in de samenleving. Het systeem is veel meer gecentraliseerd dan in Roemenië. Dat zie je ook aan het omgaan met persoonlijke aktes. Je houdt je geboorteakte bijvoorbeeld niet thuis. Als je een bewijs nodig hebt, ga je naar het gemeentehuis in de gemeente waar je geboren bent, die je een uittreksel geeft dat je daar geboren bent, wat zes maanden geldig is. En zo gaat dat zo vaak als je het nodig hebt. In Roemenië is ieder mens zijn eigen kleine gemeentehuis: hij bewaart zijn eigen geboorteakte en ieder ander certificaat.

Na alle culturele shocks heb ik besloten dat ik hier voor onbepaalde tijd wil blijven, maar zonder Nederlands staatsburger te worden. Ik denk niet dat het nodig is. Ik denk dat de Europese Unie een plaats is waar je verschillende samenlevingen en culturen kunt ontdekken en je eigen nationaliteit kunt behouden. In de context van de politieke verkiezingen (van maart 2017) had ik een discussie met eenmoeder die ongeveer zo ging: Als het Geert Wilders wordt, wat doe je dan? Als het Geert Wilders wordt, ga ik waarschijnlijk naar een ander land, want dat zou betekenen dat Nederlanders geen mensen uit andere culturen meer in hun buurt willen hebben. Wie ben ik om hen iets anders voor te houden? Het is tenslotte hun samenleving.

 

Wat bevalt je in de Nederlandse maatschappij?

Wat mij bevalt: het ontbreken van sociale lagen zodat je kunt zeggen wat je wenst en wat je stoort, en als je dat zegt wordt het niet persoonlijk opgenomen. Hier kun je zeggen dat je beter iets anders had kunnen doen, dat er fouten worden gemaakt. Hier kun je jezelf zijn en kun je nieuwe interesses vinden. Niet dat je jezelf opnieuw moet uitvinden, maar dat je jezelf nieuwe houdingen en talenten kunt aanleren. Je voelt je in je element, zolang je de ander niet stoort in zijn element. Ik vind het fijn dat je geen ‘sociale dans’ moet uitvoeren in verschillende stijlen om te krijgen wat je verlangt. Je hoeft niet op een heel omslachtige manier te zeggen dat je geen thee maar water wilt. Op de lange termijn is zo een benadering vermoeiend.

Aan de andere kant denk ik dat de Nederlandse maatschappij meer empathisch zou moeten zijn. Als Nederlanders ook minder toeristische of verder gelegen plaatsen zouden bezoeken, zouden ze meer empathie en begrip ontwikkelen en zouden ze op een meer tactische manier feedback geven, niet zo direct.

Wat ik hier ook prettig vind, is dat een ambtenaar nooit steekpenningen van je zal verwachten. Nooit! Als ik denk dat iets eenvoudiger opgelost zou kunnen worden, biedt ik hem een alternatief aan en hebben we een dialoog: ‘Heeft u aan die oplossing gedacht?’ ‘Ah, ja, zeker, dat zou een goeie zijn.’ Of: ‘Nee, dat kan niet.’ Hier worden problemen gewoonlijk via de telefoon opgelost, niet via de mail, dat vinden ze niet echt fijn. Telefonisch wordt heel veel opgelost. Als het je niet bevalt, bel je nog een keer.

Ik heb veel geleerd. Mijn Duitse mentor uit Nederland heeft mij geleerd dat de kans veel groter is dat een persoon niet competent is en niet dat hij per se iets tegen jou heeft of een duivels plan heeft om dingen kapot te maken. Maar dat geldt ook voor mij. Je kunt beter aan je competenties werken, dan je zelf dwars te zitten. Het heeft mij erg geholpen, want deze dingen vertelde hij mij in het begin, toen ik hier aankwam. En het heeft mij geholpen om veel dingen in hun perspectief te zien. Ik noem dit, omdat ik denk dat het belangrijk is voor degenen die uit Roemenië komen, waar we, soms terecht, het gevoel hebben dat het iets persoonlijks is. Hier wordt niet gesproken over een stommiteit, maar simpelweg over het feit dat je niet het beste idee had op het juiste moment, je hebt een misstap gemaakt. De neiging bestaat om een dergelijke misstap te interpreteren als een bewuste fout van het individu of van een hogere macht, die natuurlijk tijd heeft om je in de weg te zitten, in plaats van kinderen in Afrika te redden. Als je die tip meerdere keren hoort, wordt het proces makkelijker en begin je te begrijpen dat er oplossingen bestaan.

 

 

Interview door Claudia Marcu en Alexandru Iosup

Vertaling door Daniël Schenkeveld

Portret foto: Cristian Călin –  www.cristiancalin.video

Facebook
Google+
Twitter
LinkedIn