Hoe ben je in Nederland terechtgekomen?
Ik ben in januari 2008 naar Nederland gekomen, samen met mijn Nederlandse echtgenoot. Nadat we in Roemenië al acht jaar hadden samengewoond, vond hij een andere baan in Nederland. Voor mij was het als een avontuur: kom, laten we eens gaan kijken hoe het daar is. Het leek me geen slecht idee om ook zijn cultuur beter te leren kennen, maar het was ook goed om mijncomfort zone te verlaten. Ik had een goede, voor Roemeense begrippen goed betaalde baan, in een hele fijne werkomgeving, ik was kort daarvoor moeder geworden, ons kind was ruim een jaar toen we uit Roemenië weggingen. Kortom, ik ben vertrokken voor ons gezin, ik ben mijn man gevolgd.
Hoe was het begin?
Het was moeilijk. Zoals het altijd is als je je comfort zone verlaat. Het was moeilijk omdat ik onvoorbereid was vertrokken. Ik ben vertrokken met alle liefde voor mijn man en voor mijn gezin, al was ik hier dikwijls op bezoek geweest, op vakantie bij de familie van mijn man. Maar op bezoek gaan is één ding, hier komen wonen is een heel ander verhaal, want je stuit op allerlei dingen: de taal, het dagelijks leven dat compleet anders wordt. In Roemenië had ik een heel rijk sociaal leven. Hier ben ik verzeild geraakt met een klein kind en was ik aan huis gebonden. Mijn man was overdag naar zijn werk, en ik ben begonnen te werken aan mijn kennis en mijn begrip van deze maatschappij… Dus het was niet eenvoudig, het was echt een avontuur. Als ik nu achteromkijk, kan ik zeggen dat ik tevreden ben, want ik ben omringd door fijne mensen, afkomstig uit verschillende landen, mensen met wie ik bevriend ben.
Heb je een cultuurschok gehad?
Ja, natuurlijk! Op die schok moet iedereen die gaat emigreren voorbereid zijn: je moet het land waar je naar toe wilt zo goed mogelijk leren kennen. Zoals ik al zei, had ik een kind van anderhalf, dat ’s middags een dutje deed waarna we om een uur of vijf we een ommetje gingen maken. En er was geen mens op straat, voor mij was dat een grote schok, want in Roemenië gingen de mensen pas op dat tijdstip naar het park. Hier liep ik over straat, met Maike aan de hand, en ik probeerde door de ramen zonder gordijnen naar binnen te kijken terwijl ik me afvroeg waar de kinderen waren, wat de mensen op dat tijdstip met de kinderen deden, waarom er niemand op straat was. Later kwam ik erachter dat op dat uur de mensen bezig waren met het avondeten. Om zes uur, soms om halfzes, gaan ze aan tafel. Het is zo dat niet altijd beide ouders erbij zijn, maar de kinderen zitten vast en zeker aan tafel. Voor mij was dit iets verbijsterends. Als je geen kinderen hebt die naar school of naar het kinderdagverblijf gaan, kom je er niet achter hoe de maatschappij functioneert. Iedereen vertelde me dat ik geduld moest hebben, want integratie duurt ongeveer drie jaar, dan begint het kind met de school en zal ik ook andere ouders leren kennen. Maar toch bleef het vreemd voor mij, want ik had al een Nederlands gezin, ik dacht dat alles oké zou zijn, maar dat was niet het geval….
Hoe kijk je nu naar de maatschappij waarin je leeft?
Na bijna acht jaar kan ik zeggen dat ik me thuis voel, maar er zijn ook momenten dat ik mijn land en mijn familie heel erg mis, net als mijn in Roemenië achtergebleven vrienden, bepaalde dingen die je hier niet terug kunt krijgen. Toch denk ik dat ik een gelukkig geval ben, want ik kan bogen op heel veel vrienden om me heen, inclusief hechte vriendschappen zoals ik die in Roemenië had. Maar tegelijkertijd is er ook heimwee, een heimwee die moeilijk te duiden is. Ik heb van Nederland leren houden en het land leren waarderen. Ik fiets graag, ik vind het fijn dat mijn kinderen voor de lunch thuiskomen, ik ben blij dat er zoveel dingen om je heen gebeuren, er zijn heel veel activiteiten, evenementen; je moet alleen heel attent zijn, heel open en je moet je ervoor inzetten. Ik houd ervan dat er vrijwilligerswerk wordt gedaan, er zijn zoveel geweldige dingen die alleen door vrijwilligers tot stand worden gebracht, het is fijn dat mensen zorg voor elkaar dragen, dat ze interesse in je tonen. De eerste Nederlander die me is komen vragen hoe het met me gaat en hoe ik me hier voel, was een ex-buurvrouw, waar ik eerder heb gewoond. Nu zijn we vriendinnen en ze is in de loop van al deze jaren mijn steun en toeverlaat geweest.
Wat vind je hier niet prettig?
De planning, de agenda. Ik ben iemand die niet functioneert met een agenda. Bij mij gebeuren dingen spontaan en ongeorganiseerd. Een opstelling die me problemen bezorgt, want hier programmeren de mensen alles. Je kunt niet met iets spontaans komen…. Ze zullen zeggen dat ze niet op een spontane uitnodiging kunnen ingaan omdat ze een andere afspraak hebben. Nou, ik kan maar niet wennen aan die planning, ook al ik zie ik positieve kant ervan, ongetwijfeld, ik kan het begrijpen, maar ik kan zo niet functioneren. Dit is gewoon zoals ik in elkaar zit.
Ik weet dat je betrokken bent bij de activiteiten van twee Roemeense scholen, in Den Haag en in Amsterdam, waar de Roemeense les geeft aan kinderen. Kun je zeggen dat dit een project is waar je je met hart en ziel voor inzet?
Ja, heel erg. Ik heb het altijd fijn gevonden om met kinderen te werken, sinds ik zelf een kind was. Er kwamen bij ons veel kinderen over de vloer (de kinderen van de buren, van vrienden, enz.), onze deur stond altijd open; bovendien heb ik twee zusjes en een broer voor wie ik zorgde toen ik jong was. Nu heb ik zelf drie kinderen.
Wanneer je een levenspartner hebt met een andere nationaliteit komen er vragen op als: hoe breng je de kinderen groot, in welke talen, hoe voedt je hen op, wat biedt je hun voor later, enz. Voor mij is het heel belangrijk geweest om met mijn kinderen Roemeens te spreken, want ik voel me zelf het prettigst met die taal en dus kan ik me er het best in uitdrukken, het maakt onderdeel uit van wie ik ben. Mijn man sprak Nederlands met hen, en met elkaar spraken we Engels, met als gevolg dat de kinderen nu drietalig zijn. Persoonlijk vond ik het heel belangrijk dat er een ruimte zou zijn waarin kinderen met Roemeense wortels de taal kunnen spreken, kunnen spelen en omgaan met anderen kinderen, beseffen dat ze niet anders zijn dan anderen, dat deze taal onderdeel van hen is en dat ze daar veel profijt van hebben.
In september 2014 ben ik begonnen samen te werken met de school in Den Haag, met de club van het Europees Octrooibureau, een club die intussen in een stichting is omgevormd. Ik ben begonnen met een klas met acht kinderen, inmiddels heb ik er bijna 20. Dan heb ik het over kinderen in de leeftijdscategorie tussen de drie en zeven jaar, de jongste groep. Ik zie tot mijn grote genoegen dat er steeds meer aanvragen zijn, dat er steeds meer Roemenen die hier komen wonen beseffen hoe belangrijk hun taal is, die ze willen bewaren en willen doorgeven aan hun kinderen. Later ben ik ook begonnen samen te werken met de school in Amsterdam, van de stichting Români pentru Români [Roemenen voor Roemenen]. Ik ben blij dat ook deze school er is, want er waren veel mensen die de afstand naar Den Haag te groot vonden om hun kinderen naar de weekend-school te brengen. De kinderen komen graag, waar ik heel blij om ben. Het is een weekend-activiteit en je moet zorgen dat ze gemotiveerd blijven.
Maar ik denk dat deze belangstelling ook aan jou te danken is. Ik weet dat je een speciale methode hebt, aangepast aan de behoeften van de kinderen hier.
Ik kan echt niet zeggen dat het alleen aan mij te danken is. Het is een samenspel van factoren. Het lijdt geen twijfel dat degene die tegenover de kinderen staat enthousiasme moet tonen (en daar ontbreekt het bij mij niet aan) en dat de manier waarop je je uitdrukt en hen erbij betrekt heel belangrijk is. Kinderen voelen je aan; als je hun iets zegt wat je zelf niet gelooft, voelen ze dat en dan ben je hen kwijt, dan luisteren ze niet meer naar je. Ongetwijfeld speelt mijn methode ook een rol, maar er zijn ook andere belangrijke factoren: de mate van betrokkenheid van hun ouders, het vertrouwen dat de kinderen je zelf schenken. Het is een combinatie van spel en didactiek, een heel belangrijke combinatie, die ook een affectieve kant heeft; het is een methode die hen helpt te leren en affectief aan de les deel te nemen. En dan kun je zeggen dat het je gelukt is.
Wat betekent het idee van succes voor jou?
Voor mij is de definitie van de succes niet anders geworden sinds ik hier woon. Voor mij heeft succes nooit bestaan uit materiële goederen, maar uit een zekere bijdrage die je hebt aan de gemeenschap waarin je leeft, in de samenleving, in het land waarin je leeft; in mijn geval ook een bijdrage aan het land dat ik heb verlaten. Door de lessen Roemeense taal geef ik iets terug aan Roemenië. Succes uit zich voor mij in de eerste plaats door het genoegen dat ik eraan beleef en door mijn toewijding aan de kinderen.
Ik denk dat het een overbodige vraag is wat jouw positie is ten aanzien van de Roemeense gemeenschap in Nederland.
Ja, ik ben heel actief binnen de gemeenschap, door middel van deze cursussen Roemeense taal, maar ik zie tot mijn genoegen dat de gemeenschap hechter wordt. Deze gemeenschap bestond voorheen niet. Toen ik hier kwam had ik niet het gevoel dat er een gemeenschap bestond. Sinds een jaar of drie begint deze zich te vormen, de Roemenen zelf staan meer open voor de term ‘gemeenschap’ en om samen dingen te doen. Ik geloof dat we nu aan het leren zijn wat een gemeenschap inhoudt. Ik denk dat er na de jaren van het communisme een periode nodig is geweest waarin iedereen zich om zichzelf bekommerde, een periode waarin we beseffen dat we in feite niet anders kunnen. De gemeenschap speelt ook een rol in ons persoonlijk ontwikkelingsproces. Het idee van gemeenschap komt nu vanzelf, het door niemand opgelegd. En het hangt af van degenen die hier zijn, in Nederland, van de omstandigheden… Sommigen zijn gekomen vóór 1990, andere in de periode van de mijnwerkersrellen in Roemenië, mensen die zijn gekomen met boosheid, met frustratie en zich verre hebben gehouden van alles wat Roemenië betekent. Maar er zijn ook jongere mensen, die zijn gekomen om te studeren en hier werk hebben gevonden, die vanuit een goede situatie in Roemenië hier in een goede situatie zijn beland en geen moeite hebben met hun identiteit, die bekijken de dingen anders.
Wat voor advies wil je geven aan een Roemeen die nu naar Nederland wil vertrekken?
Om te lezen over Nederland en over wat er hier gebeurt, zodat hij weet waar hij naartoe gaat, waar hij zijn kind naar school stuurt, hoe hij zijn kind wil grootbrengen, niet te vergeten dat hij Roemeen is en Roemeens spreekt, dat het belangrijk is dat het kind ook de taal van zijn ouders spreekt, trots te zijn op zijn afkomst en daarvoor uitkomen.
Interview door Claudia Marcu
vertaling door Jan Willem Bos
Portret foto: Cristian Călin – www.cristiancalin.video